New Mexico, USA

Gepubliceerd op 5 juni 2025 om 00:41

Nadat we hadden besloten om de VS te mijden, begon er iets te knagen. Geen Rockies, geen Canada, geen Poolcirkel. Niet afmaken van onze world by bike tour, waar we 2018 aan waren begonnen, door Covid mee moesten stoppen en vorig jaar weer oppakten. Komen we dan nog een keer terug om het af te maken en zijn we daartoe dan wel nog in staat? En dus gingen we opnieuw om: we doen het wel!

 

Eerste horde is of we het land wel binnenkomen. Met name mensen, die over land vanuit Mexico de VS binnen willen komen, worden flink 'tegen het licht gehouden'. Het wordt uiteindelijk de makkelijkste en soepelste grensovergang tot nu toe op deze reis: here we go! Joepie, we gaan de GDMBR weer fietsen. De wat? De Great Divide MountainBike Route van de Mexicaanse grens tot in Canada.

 

Tot Canada, zullen we noordwaarts vier staten doorkruisen: New Mexico, Colorado, Wyoming en Montana. Van elke staat zullen we een blog maken. Deze blog beschrijft onze avonturen in New Mexico.

 

En het begin is direct memorabel dankzij Fran, een warmshowershost die in Columbus woont, het grensdorpje met een bijzondere geschiedenis. Rond 1920 is het dorp namelijk platgebrand door Pancho Villa. We 'kennen' deze gast: in Mexico staan standbeelden van hem omdat hij een volksheld en revolutionair was. Hij was echter veelzijdiger. Hij was ook acteur en bandiet. Het Columbus van nu lijkt te profiteren van de ramp ruim 100 jaar geleden: er is een museumpje, overal staan zogenaamde historical markers en verwijzingen naar Pancho. Veel meer heeft het gat niet te bieden, o ja de gemeenschap 'City of the Sun, waarvan wij aanvankelijk dachten dat het een sekte of hippiedom is, maar het blijkt een samenraapsel te zijn van pachthouders die de hand vrij krijgen om er grotendeels of the grid te leven. Ach ja, het is altijd beter dan jarenlang in een caravan wonen op een RV-park.

 

Op het terrein woont Fran met haar drie honden en zij is een gastvrouw (host) bij Warmshowers, een netwerk dat fietsers een overnachtingsplek aanbiedt. Wij zijn ook lid. Een warme douche heeft Fran niet, we wassen ons met grondwater uit een tuinslang. We hadden al langere tijd contact met Fran, want we hebben een drietal dingen naar haar toe laten verzenden: een nieuwe liner (lakenzak), twee schroeven voor onze Pinion crank en een nieuw slaapmatje dat we van Exped hebben gekregen ter vervanging van het het matje dat in Mexico kapot is gegaan.

 

Fran is een beetje apart. Ze loopt het liefst hier naakt rond, maar speciaal voor ons heeft ze toch maar iets aangedaan, gelukkig.

 

Fran biedt danwel geen warme douche, maar wel een bijzondere overnachtingsplek: een ietwat afgeleefde hippie bus. Harry is bang dat we daarin geen oog dicht doen, met name omdat het in de bus snikheet is. Maar we zetten ook de achterdeur open, zodat het kan doortochten en gedurende de nacht wordt het gewoon best koud. We kruipen dicht tegen elkaar aan terwijl om ons heen de coyotes huilen. Fran heeft overigens ook geen (echt) toilet. Onze behoefte doen we op een stoel met gat en daaronder een emmer. Iets waar we vroeger van zouden gruwelen, maar we zijn inmiddels een beetje gehard, zullen we maar zeggen. Voordat we vertrekken kletsen we nog wat met Fran en knuffelen we met haar honden. Fran haalt haar american sized elektrische driewieler tevoorschijn en begeleidt ons naar de uitgang van het terrein. "Goodbye Fran, we'll never forget you".

 

Net als de laatste twee dagen wordt er voor vandaag stormachtige wind vanuit het westen voorspeld. In tegenstelling tot voorgaande dagen krijgen we die nu schuintegen. Ons plan om ruim 100 kilometer te fietsen naar een kampeerplek bij een warmwaterbron, laten we varen en we korten de route in. Ons dagdoel wordt nu Deming, dat verschillende voorzieningen heeft, waaronder motels en een grote Walmart. De weg naar Deming is recht en saai, gelukkig bieden de Florida Mountains ons nog een mooi uitzicht gedurende de dik 50 kilometer die we vandaag afleggen.

 

Deming bereiken we nog voor de middag. We zoeken een koffietentje uit waar we een ice coffee kunnen drinken met een gebakje erbij. Goede koffietentjes zullen we in de VS moeilijker kunnen vinden: dit is het land waar men niet te zuipen 'afwaswater' drinkt als koffie. Maar we vinden een bakkertje (en heel attent: de Nederlandse vlag want voor uit) en de dame aldaar, gekleed in een jurk tot op de vloer en een hoofdkapje op, ons heerlijk gebak en een aardige ice coffee latte voorschotelt. Ze heeft er geen enkele moeite mee om te bekennen dat ze ondanks die vlag buiten, helemaal niets van Nederland weet.

 

Nabij de Walmart kiezen we een motel uit. In Midden-Amerika en Mexico betekent 'motel' hetzelfde als auto hotel' in Zuid-Amerika, oftewel een plek waar je auto achter een gordijn laat verdwijnen, discreet een kamer voor een uur kunt huren en de liefde kunt bedrijven. In de VS is een motel gewoon een motel, dus meestal alles gelijkvloers en je auto zichtbaar voor de deur. De kamer bij ons kamer is smaakvol en best luxe en het ontbijt blijkt de volgende dag best goed te zijn. Maar één ding ontbreekt: goed werkend internet. Bij de receptie wijten ze dat aan de storm, maar daar plaatsen wij onze vraagtekens bij. Daar gaat ons plan om de laatste blog af te ronden en een video over onze tocht door Mexico te maken. We lopen naar de Walmart en vinden daar onder andere een gasblikje voor de komende kampeeravonden.

 

We besluiten om de kampeerplek bij de warmwaterbron te skippen vanwege de wind, de prijzen en de verplichte reservering vooraf. We gaan proberen direct door te zetten naar Silver City. Dat betekent een etappe van bijna 100 kilometer. De wind is vandaag niet stormachtig, maar wel hard en opnieuw schuin tegen. Ruim 60 kilometer moeten we over een kaarsrechte highway fietsen en die is naar Amerikaanse begrippen, best smal. Er is een vluchtstrook, maar die is niet fijn te fietsen. De voertuigen op deze smalle weg zijn allemaal BIG en een paar keer worden we rakelings gepasseerd. Een enkeling (lees: klootzak) probeert ons de stuipen op het lijf te jagen door niet alleen rakelings langs ons te razen, maar daarbij ook nog eens luid en lang te toeteren.

 

Na 40 kilometer zien we een keurige rest area met keurig toiletgebouw en overdekte picknick plaatsen. Van de andere kant rijdt ook een grote pick-up met eveneens grote caravan in retrostijl het terrein op. De bestuurder stapt uit en vraagt aan Harry waar we vandaag naartoe fietsen. "Silver City", zegt Harry, maar denkt tegelijkertijd: "ik ken deze gast, we zijn hem 8 jaar geleden langs de route van de GDMBR tegengekomen". Het is Allan en die heeft ons destijds -in denim tuinbroek- een avond lang en de volgende ochtend in de watten gelegd. Allan gaat bijna jaarlijks eind juni op een campground langs de GDMBR staan, om de Tour Dividers (de 'racers') van drinken en eten te voorzien. Wij hebben heerlijk genoten van zijn barbecue, biertjes, pancakes en niet te vergeten, zijn verhalen. Bij Allan duurt het wat langer voordat het kwartje valt, maar hij herinnert zich "the Dutchies" van toen. Wat is de wereld klein, ook in de US of A waar verder alles BIG is.

 

Allen anno 2025

Allen & Ellen anno 2017

We nemen afscheid met de wederzijdse belofte dat we elkaar zeker weer opzoeken langs de GDMBR, "and I gonna feed you!" Nog 20 kilometer over de vreselijke hihgway en dan kunnen we opgelucht afslaan. Dat betekent vol in de wind, maar alles is beter dan deze highway. Bovendien volgt er al snel een lang stuk onverhard door een uitgestrekt 'niemandsland'. Maar eerst nog over asfalt naar het vliegveldje waar we een koud blikje cola vinden in de vertrekhal en de hier zo populaire truck op de foto zetten met z'n versierde grill.

 

Laat in de middag fietsen we Silver City binnen. Een stadje waarop we om meerdere redenen ons al een tijdje op hebben verheugd. Allereerst begint voor ons hier de GDMBR, ook destijds in 2017. Maar het stadje zelf is leuk, veelzijdig en heeft een, voor Amerikaanse begrippen, historical downtown. Het stadje is tenslotte flink liberaal, heeft een mini-universiteit en veel galerieën. Dé kroeg van Silver City, Little Toad Creek, herkennen we meteen. Acht jaar geleden hebben we hier gegeten en de rest van de avond dansend doorgebracht. We lopen naar binnen en laten de herinneringen binnenstromen. 

 

We fietsen door naar de camping waar een tentenveldje zou zijn. Op de foto's op GoogleMaps staan er meerdere tentjes en fietsen. Zou leuk zijn om fietsers te ontmoeten. Het kantoor is helaas dicht en het tentenveldje is uitgestorven en bovendien is er geen gras meer te bekennen en zijn de nog aanwezige picknicktafels kapot. Als we het telefoonnummer bellen zien we in een hoekje staan dat het tentenveldje permanent gesloten is. We vragen het nog eens na bij een RV-gast / bewoner die hier hutjemutje naast elkaar om het " tentenveldje". staan. Nee, het is echt niet mogelijk om te kamperen. Verdorie wat nu? Nou ja dan raadplegen we GoogleMaps op motels en die zijn duur en buiten het centrum. Op AirBnB vinden we wel een fijn plekje, evenduur, maar veel beter dan een motel. We vragen boeking aan en zitten vervolgens bijna een uur te wachten op een antwoord en gelukkig is dat positief. Intussen hebben we namelijk al wel boodschappen gedaan om te koken. 

 

De volgende dag doen we bij de WalMart nog veel meer boodschappen om de volgende vier dagen onszelf te eten te geven. Het is een hele puzzel maar we komen eruit en alles zo licht gewicht mogelijk. Geen blikjes fris maar zakjes poeders bijvoorbeeld en als ontbijt staat ons havenmout te wachten, waar allebei we niet zo van houden. En natuurlijk halen we na de foto, zoveel mogelijk de spullen uit de verpakking.

Waar we ook nog flink spullen inslaan is 'Gila Hike and Bike', die om de hoek ligt. Vooral voor Harry is zo'n winkel of hij als klein jongetje een snoepwinkel inloopt. Maar we weten ons best in te houden: een fietsbroek, een framebag, een fietspompje, een buisje electrolyten, een pouche, twee binnenbanden en (gratis) een provisorische haak voor Roelie's pannier.

 

Zwaar bepakt zetten we af naar de Gila Wilderness. Er vallen een paar druppen regen bij vertrek en we zien wolken zich ontwikkelen tot serieuze onweerswolken, terwijl onze weer-apps ons verzekerden dat het de komende 10 dagen droog zal blijven. Het rommelt achter ons en na een kilometer of tien fietsen we zelfs door de hagel. Dat het weer hard zou gaan waaien, dat wisten we wel, maar dit is overwacht. Na de hagel schijnt de zon weer en komen we het eerste bord tegen dat aangeeft dat we de 'continental divide', de waterscheiding tussen de Pacific en Atlantic, passeren.  

 

Hier staat ook het bord met de mededeling dat de Fire Danger 'Extreme' is vandaag. We checken het weer en zien dat er voor morgen en overmorgen een 'Red Flag Warning' wordt afgegeven: extreem 'brandveroorzakend' weer, gevaarlijk en in het bijzonder wordt gewaarschuwd voor de Gila Wilderness, het park waar we de komende vier dagen door willen fietsen en waar we compleet op onszelf zijn aangewezen. Misschien toch niet zo slim om door te fietsen, nu we dit weten.

 

We zoeken naar een 'onderduikadres' in de omgeving. We vinden een dure cabin, maar er is geen enkele voorziening hier om eten en drinken te kopen. In Silver City zien we meer mogelijkheden, maar als we dan toch terug moeten, dan het liefst weer naar 'onze' AirBnB. Die lijkt bezet maar we bellen de eigenaresse of ze toch idee heeft. Dat heeft ze en we keren terug naar Silver City om drie dagen met extreem weer af te wachten. 

 

Nou extreem weer wordt het niet. Het waait erg hard, maar geen wolkje aan de lucht. We zien in de drie dagen dat we in Silver City blijven dan ook geregeld een wandelaar of fietser langstrekken. Die gaan dus gewoon wel ondanks de waarschuwing. Bij de fietsenzaak vertellen ze dat het vooral een waarschuwing is om uiterst voorzichtig te zijn met vuur. In combinatie met harde wind is dat wel echt heel erg levensbedreigend, zeker als je je met de fiets verplaatst door een onbewoond gebied. Nou ja, wij genieten van het huis en schotelen onszelf geweldig lekkere maaltijden voor.

 

En dan volgt poging twee en die is succesvol. We zijn weer los! Eerst doen we dezelfde klim als een paar dagen geleden naar de eerste crossing van de Continental Divide. Opnieuw een selfie lijkt ons wat overdreven, dus we fietsen door. Hoewel we gaandeweg het National Forest binnenfietsen, blijven we de hele dag op asfalt. De omgeving is na het oude mijnwerkersgehucht Pinos Altos prachtig. Het valt op dat alle, geen enkele uitgezonderd, verkeersborden langs de weg beschoten zijn. Soms met fijne hagel, soms met een zwaarder kaliber.

 

Al snel ontmoeten we de eerste twee fietsers op de GDMBR. De mannen Don en ?? (oeps vergeten) fietsen van Pie Town naar Silver City en zijn dus bijna klaar met hun avontuur. Harry denkt: "dit is mijn kans" en vraagt of ze misschien de kaart van dit deel van de GDMBR hebben en of hij die kan kopen. Hoewel we via de nieuw toegevoegde route-app 'ridewithgps' ook toegang hebben tot belangrijke informatie (niet alleen de route, maar info over waterpunten/-bronnen, bevoorrading, kampeerplekken, etc.), mist Harry nu al die kaart die hij dagelijks tot in de puntjes kan bestuderen. Tja, eens een cartograaf, altijd een cartograaf. Ze geven Harry hun kaart en ze willen er niets voor hebben. Ze geven allemaal waardevolle informatie over het stuk tot Pie Town en dan nemen we afscheid.

 

Een stuk verderop komen we drie fietsers tegen die onder een boom een pauze nemen. Ze komen uit Maine en fietsen de komende twee dagen op de GDMBR, waarna ze naar het westen afbuigen om de eveneens vermaarde wild-west route naar het noorden te fietsen. We zijn bijna bij ons dagdoel van vandaag, als grote borden aankondigen dat we straks onze laatste kans hebben op een koud biertje. We zijn best veel vergeten over onze tocht over de GBMBR acht jaar geleden, maar deze plek niet. Het is inderdaad onze laatste kans op een koud biertje voor de komende vijf dagen. De teleurstelling is groot als de winkel gesloten blijkt te zijn. Er staat nog dat we kunnen aanbellen, mocht het gesloten zijn -wat we natuurlijk doen- maar er is niemand.

 

We arriveren bij Roberts Lake en daar zijn twee campgrounds. We gaan naar een andere dan acht jaar geleden, omdat we gelezen en gehoord hebben dat die mooier moet zijn. De twee mannen hebben zelfs aangegeven dat we plek nummer 8 moeten pakken: mooi en een aardige buurman. We komen aan en plek 8 is onbezet. Die pakken we en we maken meteen een praatje met de inderdaad aardige buurman Jim. De campground heeft ijskoud drinkbaar grondwater en met wat limonadepoeder is het mislopen van het ijskoude biertje gauw vergeten.

 

De drie mannen uit Maine komen ook op de campground aan en na het eten komen ze gezellig bij ons kletsen. Ze heten Pete, Jeff en Terry en we kletsen over van alles en nog wat. Pete, de kleinste met Helinox stoeltje is de prater. Jeff, de oudste, is de fauna-kenner. Terry, de grootste, is de gemoedelijke stille. Pete weet van alles en denkt van alles te weten en praat graag over (zijn afschuw over) Trump. Het is een gezellige avond. Buurman Jim houdt zich afzijdig en even later horen wij hem snurken in zijn tent op 30 meter afstand.

 

De volgende ochtend staan we iets van zes uur op. Het is koud, sterker: het vriest getuige het ijspegeltje aan onze waterzak. We zien Pete, Jeff en Terry al vroeg dik ingepakt vertrekken en worden door buurman Jim uitgenodigd om bij hem koffie te drinken. De koffie zit in een builtje en levert typisch Amerikaanse slap 'afwaswater' op, dat ze hier graag drinken. Gelukkig hebben we een cup en geen mok en onze cup is ook nog eens kleiner dan de officiële Amerikaanse inhoudsmaat 'cup', waarvan we snel onthouden dat dit 240 milliliter is. Deze inhoudsmaat wordt namelijk veel aangegeven op verpakkingen en recepten. Anyway, we kletsen met Jim; hij is ex-marinier en nu into Jezus, sterker nog: hij is nu een pastor. Jim geeft aan dat hij gisteravond het gesprek over `Trump kon volgen en het daar niet mee eens is. Hij is daarom niet aangesloten. 'Niet iedereen is een Trump-hater', zegt hij. Als we het afwaswater ophebben en onze tent willen inpakken, pakt hij onze handen, en bidt tot God om ons voor gevaren te behoeden tijdens onze reis. Jim denkt daarbij aan mountain lions (poema's), Harry denkt daarbij aan Amerikaanse chauffeurs met te grote recreational vehicles. We krijgen nog de zegen van Jim zelf, vier builtjes 'afwaspoeder met koffiesmaak', Harry nog een stickertje voor op zijn helm en tenslotte nog een dikke vette hug. Wat een mooi mens, die Jim, ook al zit hij in kamp-Trump.

 

Nu gaat het echt beginnen! Na een kilometer of twaalf door een vallei met wie en daar een boerderij en weiland, slaan we af naar een onverharde weg de natuur in en is het direct klimmen geblazen. We fietsen op de North Star Road, van oorsprong een karrenspoor van immigranten, daarna verbetert tot een militaire weg vanwege de herhaaldelijke conflicten met de oorspronkelijke bewoners, de Apache, nu een geweldig mooie route voor GDMBR fietsers.

Eindpunt op deze dag is de Black Canyon waar een beekje doorheen stroomt waaraan een campground ligt. Het beekje staat nogal laag, maar we kunnen onszelf er in wassen en het stof van de kleren afspoelen. Vervolgens willen we water filteren maar helaas weigert ons filter dienst. Die hebben we ook al zo lang niet gebruikt. Iets verderop in de canyon ligt een tweede deel van de campground en daar staan meer kampeerders met big rigs. Daar krijgen we een zak water gevuld en de bidons, maar dat is helaas nog niet voldoende. Gelukkig rijden er Rangers rond met water. Ze doneren een heel pakket aan kleine flesjes en stoppen er nog drie Gatorades bij. We delen deze giften met Pete, Terry en Jeff die ook net zijn aangekomen. Ze hebben er vandaag iets langer over gedaan dan wij omdat zij iedere vijf mijl pauze nemen en doordat Terry zijn ketting kapot had getrapt. Ze bieden aan om een waterfilter van hun over te nemen. Ze hebben er drie met z'n drieën en even later staat Jeff met een waterfilter bij ons. Ze kunnen 'm echt wel missen en hij wil er geen geld voor hoezeer wij ook aandringen. We kletsen weer de hele avond door met ze. Ondertussen arriveren er twee Australische mannen die zich nogal afzijdig houden. De volgende ochtend bieden we de Australiërs flesjes water aan. De meest sociale neemt twee flesjes aan en vertelt dat hij gister wel graag had willen aansluiten bij de gezelligheid maar te uitgeput was. Zijn mate sloopt hem door iedere dag te lange afstanden te doen. Ze zitten vast aan een deadline. Ze hebben 50 dagen om in Calgary aan te komen.

 

De dag erop vertrekken eerst de Aussies, daarna de Mainers en daarna de Dutchies. De mannen uit Maine hebben we al snel ingehaald. Zoals gezegd pauzeren ze vaak, maar kort en wij minder vaak, maar lang. Zij klimmen minder snel en wij dalen minder snel. Zo fietsen we regelmatig met elkaar en gaat het haasje-over. Op een gegeven moment staat Jeff, de fauna-kenner stil. Hij herkent het spoor van een mountain lion, een poema. Het spoor is duidelijk én vers en het loopt kilometers lang over deze onverharde weg die wij volgen. We geven onze ogen vervolgens goed de kost, want er zijn aanvallen van poemas op mensen bekend. Jeff geeft nog aan dat het een flinke moet zijn, want de pootafdruk is groot.

 

Uiteindelijk verdwijnt het spoor en zien wij een ander spoor: een paar koelboxen met koude frisdranken en repen, containers met water en twee bankjes. Aangeboden door Geronimo Ranch. Gevraagd wordt om een donatie om deze service aan de fietsers van de GDMBR in stand te kunnen houden; een verzoek waar wij maar wat graag aan voldoen. Na deze oase fietsen we door langs Wall Lake dat echter hartstikke droog staat. Er loopt wel een best flinke beek, die op een gegeven moment een meter of vijf naar beneden valt. Onder de waterval heeft zich een bassin gevormd en daar komen net Pete en Terry uit gekropen. Zij roepen dat het heerlijk is en de bodem zanderig. Wij kunnen de verleiding niet weerstaan. Pete en Terry vertrekken, dus we kunnen poedelnaakt het water inspringen, dat verrassend koud is. Maar wat is dit heerlijk!!!

 

Na deze verkoeling klimmen we verder en staat er in een mum van tijd weer zweet op de kop. Bovenaan komen we uit op een soort hoogvlakte. Het landschap is weer compleet anders. Hierboven liggen de mannen weer uit te puffen onder een boom en stoppen wij bij hen. Nog een klein stukje tot aan Beaverhead Workstation, dat onderdak biedt aan- en uitvalsbasis is voor de Rangers en drinkbaar water heeft. 

 

Als we met z'n vijven verder fietsen merkt Harry dat zijn achterband leegloopt. Wat is er aan de hand met mijn Unplattbare? Pete, de 'ervaren allesweter', begint weer zijn relaas dat we tubeless moeten fietsen: "zie je wel!" Wij laten de lachende mannen gaan en keren terug naar de schaduw van de boom. Daar vinden we al snel de boosdoener: alweer zo'n staaldraadje uit een vrachtwagenband. Die moet er al zeker een dikke week in hebben gezeten en hier uiteindelijk, op de rotsige weg, door de kevlar beschermingslaag door gestoten zijn. We verwijderen het onding met een pincet en plaatsen een nieuwe binnenband. Als we bij Beaverhead aankomen, verbaast het de heren hoe snel we het klusje afgehandeld hebben. Oh en de Australiërs zijn er ook en gedragen zich opnieuw apathisch. De Australiërs zijn opnieuw de eerste die vertrekken en daarna nemen we afscheid van Pete, Terry en Jeff. Hier scheiden onze wegen. Harry krijgt nog het telefoonnummer van Pete, want de heren hebben een deal gesloten over schoenen, wat waarschijnlijk pas duidelijk wordt in onze volgende blog over Colorado. Anyway, we hebben de wind in de rug en willen nog een flink stuk verder. Helaas blijkt die wind niet helemaal in onze gunst en fietsen we de laatste 25 kilometer tegen de wind in over zwaar grind.

 

Niet alleen hebben we tegenwind maar de weg loopt heel lichtjes op en het landschap wordt saaier en saaier. Pffffffff wat zijn we blij als we de top halen waar weer een bordje Continental Divide staat, weer wat bomen en niet heel ver van hier zijn 'informal campspots', plekken om te wildkamperen. Inmiddels hebben we de Australiërs bijgehaald, maar als er (weer) geen gesprek uit komt, lijkt het ons het beste om op een andere plek te kamperen dan zij. Ze stoppen bij een zijweggetje naar private property om te kamperen bij een aantal RV's met water, wij slaan een pad later in naar public land om de tent op te zetten. Terwijl we bezig zijn ziet Harry een zwarte beer lopen. "Een beer!" roept hij en Roelie vraagt "Een wat?" en nu heeft de beer ons ook gezien en maakt dat die wegkomt. Het is een zwarte beer en die zijn in principe schuw, maar we tarten het lot niet, en hangen voor de nacht de tas met voedsel in een boom. Dat is overigens echt niet heel makkelijk hoor. Er moet a) een boom zijn met een geschikte tak en b) de waslijn moet er dan nog overheen gegooid worden. Een geschikte boom en tak vinden is al best lastig. Er zijn allemaal maten voor hoe hoog van de grond, hoe ver van de stam en hoe ver van de hangende tak, maar die kennen we nu nog niet uit ons hoofd. Een beer kan makkelijk in een boom klimmen, evenals andere hongerige boomklauteraars. Na talloze kansloze pogingen slingert Roelie het touw met een stuk hout om de tak maar dan blijkt het hout te licht te zijn en komt niet naar beneden. Harry slingert een stuk hout alle kanten op maar niet in de juiste richting zodat hij het hout inwisselt voor een steen en dan is het meteen raak. Het touw is eigenlijk iets te kort en we moeten ver boven ons hoofd de tas aanknopen en gebruiken vervolgens de fiets als contragewicht.

 

De beer laat zich niet meer zien, althans zo ver we weten; er wordt namelijk diep geslapen na zo'n slopende nacht. Zoals iedere nacht zijn de sterren tijdens het nachtelijke plasje indrukwekkend. De maan komt pas ergens in de ochtend op en tot die tijd is de melkweg zo mooi te zien. 's Nachts horen we verder de coyotes huilen. Wij zitten de volgende ochtend zo rond acht uur weer op de fiets. De Australiërs hebben we kort daarvoor al weer voorbij zien komen en fietsen dus weer iets voor ons. Het lijkt wel een safaripark waar we doorheen fietsen met herten, konijnen, hazen, eekhoorns en dan nog alle verschillende vogels. Het waait niet hard, het is niet te heet en de weg is prachtig. Mooier wordt het niet! 

 

Minder mooi wordt het wel. Aan de elektriciteitsmast zien we dat we weer in de buurt van 'beschaving' komen en even later fietsen we een kale vlakte in waar oneindig lange rechte wegen. De wind trekt aan en hebben we schuintegen. De Australiërs strubbelen net als wij, want we komen steeds dichter bij ze in de buurt. Als we ze bijhalen vertelt de sociaalste van de twee dat hij zich niet lekker voelt en heeft besloten om uit te stappen. Dat doet hij bij de kerk. De kerk staat op de kruising met een highway en markeert het einde aan de niet zo leuke weg door de vlakte. Bij de kerk is een tuinslang waar fietsers water kunnen tappen, daarom is deze nietszeggende kerk, of beter huis waar een geestelijke woont, wereldberoemd onder de fietsers van de GDMBR. Als wij water tappen, komt de pastor uit zijn huis/kerk aanlopen. Waarschijnlijk hoopt hij ons te bekeren, maar hij krijgt een zieke Steve in zijn nek. Steve is die minst introverte, zieke Aussie. De geestelijke kijkt even bedenkelijk en zegt toe om Steve naar een eerstvolgend dorp te brengen. Wel nog even lunchen zegt de verhevenen. Nou dat duurt iets van tweeënhalf uur en gedurende die tijd blijven wij bij Steve en bieden hem een van onze stoeltjes aan. Zijn 'Mate' alweer allang gevlogen.

 

Er wacht ons nog een klim van 15 kilometer en iets van 400 nog iets hoogtemeters. Niet heel moeilijk en wel zoveel mooier dan die vlakte van eerder. We zijn inmiddels ook weer lekker in het bos beland en de weg kronkelt er door heen. We stoppen bij de ruime campground Valle Rio Vinces, een schitterende plek, een bron dichtbij en alles helemaal voor onszelf. We vullen ons water aan en wassen onszelf en onze fietskleding bij de bron. 

 

Pas als de zon de volgende ochtend op de tent schijnt, komen we enigszins in actie. Actie betekent dat Harry koffie gaat maken. Daarna ruimen we de tent leeg en pakken die weer in. Tijd zat, want we willen maar iets van 50 kilometer doen naar Pie Town en daar zijn we niet de hele dag mee bezig. Tranquillo, tranquillo dus. Het wordt een heerlijke dag met prachtig weer, veel dieren in het bos zoals herten, eekhoorns en jackrabbits en lekker weinig hoogtemeters. Onderweg worden we door een vriendelijke meneer aangesproken, die in zijn auto naast ons komt rijden. Hij heeft even verderop een ranch en daar zijn wandelaars en fietsers van harte welkom om water te tappen, een douche te nemen en/of een was te draaien. Water hebben we zat, maar een douche en een was klinkt erg aanlokkelijk, maar met nog steeds een stuk onverhard te gaan, lijkt het ons slimmer om het resterende stuk naar Pie Town door te fietsen. 

 

In Pie Town willen we a) pie eten en b) naar het Toaster House. Die laatste fietsen we eerst nog even voorbij omdat we honger hebben.

 

Er zijn meerdere restaurants om pie te eten en we gaan naar 'Pie-o-neer'. Het is er een chaotische bende en het personeel heeft geen enkele controle over wat dan ook, maar zowaar schotelen ze een heerlijke cocos-taart en spinazie-champignontaart voor. Ondertussen raakt het personeel steeds gestreepte van deze crazy-day en wordt geroepen dat er zowat niets meer is te krijgen. We kunnen gelukkig nog wel iets meekrijgen: 1 chocoladechip cookie formaat XXXXL, 2 pecanmuffins formaat XXXS, 2 cornbread XXXdroog en -smaakloos en een bessen-kaas-pie. Misschien ietwat negatief geframed, maar we hebben er de volgende dag flink van gesmuld.

 

En dan terug naar het Toaster House, een zelfvoorzienend hostel voor hikers en bikers. In acht jaar tijd is er weinig verandert. De bedden zien er nog steeds niet heel erg comfortabel uit, en de ruimtes deel je met anderen. De keuken puilt uit van allemaal achtergelaten etenswaren, spullen en rariteiten. In de koelkast staan nog steeds koude biertjes, maar in de vriezer liggen helaas geen diepvriespizza's meer. Dat betekent dat we nog naar een soort van een supermarkt moeten gaan op zo'n 4 kilometer en aardig wat hoogtemeters om boodschappen te doen voor vanavond en morgen. We pakken een biertje en gaan op de veranda zitten en bedenken daar het plan om door te fietsen naar het noorden. Dat maakt de etappe van de dag erop gangbaarder. Uit de collectie achtergelaten etenswaren, halen we couscous, kikkererwten en avocado's en we doen een donatie in de pot.

 

De weg van Pie Town naar het noorden is zeker één van de minst leuke delen van de GDMBR (en van de CDT, de wandelvariant). Lange rechte saaie stukken, maar hè, als je een stormachtige wind in de rug krijgt, dan is die best te doen. Onderweg passeren we drie wandelaars en we hebben ongelooflijk veel medelijden met ze. Ze moeten zich net zo voelen als wij, als motorrijders ons passeren op een lange rechte weg met vals plat en tegenwind. Dan zijn we zo jaloers. Zij moeten dat op dit stuk toch ook wel op ons zijn.

 

Na zo'n 25 kilometer stoppen we bij de TLC ranch, een plek met water, waar je ook je tentje mag opzetten. Als we aankomen puffen daar drie wandelaars uit, een Amerikaan met trailname Pepe en twee Deense dames met trailnames Cowgirl en Hummingbird. Alle drie vertrekken even later weer en maken zo plaats voor twee mannen die we eerder voorbij zijn gesjeesd: Lowbranche en een Zweed (trilname onbekend). Die blijven net als wij bij TLC kamperen.

 

Grappig is dat we de Zweedse wandelaar helemaal opgefleurd aantreffen bij ons ontbijt. "Het lijkt wel een ander mens", zeggen we nog tegen elkaar, "Ik zou 'm niet herkennen". We vertrekken later dan de hikers en weten dat Lowbranche heel erg graag een lift wil om van die rotte weg af te komen die nog bijna 30 kilometer doorloopt. Als wij het terrein af rijden, komt er een pick up langs. Zou Lowbranche geluk hebben? Na zo'n tien kilometer halen wij de Zweed in. Die gaat lekker: in een uur tien kilometer. Is hij aan het trailrunnen met z'n zware backpack? Nee, we verwisselen hem met een ander. Hij was al om zes uur vertrokken en die tien kilometer is zwaar weinig. En die opgeruimde gast van vanochtend, dat was dus inderdaad een andere wandelaar met trailname Frostie. Hihihi. We wensen de Zweed nog een goed dag en peddelen lekker verder.

 

Aan het eind van de gravelweg wacht asfalt op ons, en Jen, een trial angel zoals ze zichzelf noemt. Ze is overal water flessen aan het vullen voor de wandelaars en fietsers en biedt uit de koelbox een koude Gatorate aan. Heel lief, en heel lekker. Ze geeft ons nog verschillende uiteenlopende info, waaronder de verwachting dat in verband met Memorial Day (of beter: weekend) van alles gesloten kan zijn. "Ook de WalMart?" "Nee die is altijd open".

 

Als we het asfalt opdraaien, fietsen we al snel het El Malpais Monument binnen. Links van ons ligt een gigantisch lavaveld en rechts van ons een indrukwekkende bergwand met verschillende lagen met gekleurde gesteenten. Er zijn verschillende picknick- en rest areas aangelegd in het gebied van El Mapais National Monument. Bij eentje gaan we even pauzeren en zien een klein pit toilet in een idyllische omgeving. We blijven zo dik 50 kilometer fietsen in een geweldige mooie omgeving, licht dalend en met de wind schuin in de rug. Heerlijk.

 

Na al dit moois draaien we de fameuze Route 66 op. We stoppen meteen bij de broodjeszaak Subway. Daar ontmoeten we een hiker op leeftijd, die we onderweg al hadden zien lopen. Hij heeft een lift geaccepteerd en komt de Subway binnen strompelen, als wij ons broodje van een halve voet en een frisdrank maat S op hebben. Het is meneer Visser, inderdaad een Amerikaan met Nederlandse roots: zijn grootouders emigreerden in de jaren '50. Hij wil de Continental Divide blijven volgen tot in ieder geval Wyoming. Maar als we zien hoe hij zich beweegt van bestelcounter naar een tafeltje, betwijfelen we of dit hem gaat lukken.

 

We fietsen nog een stukje over de Route 66 tot aan de grens van Grants. Grants is zo'n typisch Amerikaans highway-stadje dat niks voorstelt, geen verleden, geen hart, geen ziel. Maar dat soort stadjes aan enkele doorgaande routes hebben wel alle voorzieningen, waaronder een tiental motels en een mega WalMart, die perifeer, buiten het stadje uit de grond zijn gestampt. Wij kiezen opnieuw voor het motel 'Days Inn', dat ons in Deming prima is bevallen, alhoewel de wifi daar niet werkte. Hier werkt de wifi prima, maar valt het 'ontbijt' enorm tegen. 'Ontbijt inbegrepen bij de prijs', maar het gebodene (slappe koffie, een paar sneetjes brood met jam en melk met cereals, vinden wij en heel veel Amerikanen geen ontbijt. Stom van dit motel, want het krijgt veel negatieve reviews, die allen gaan over het ontbijt. De kamer was, net als die van Deming, prima. Afijn, we doen in Grants een zero-day, een term die we lenen uit het hikers-jargon en die we veel treffender vinden dan een rustdag. Op een rustdag fiets je nul kilometers, maar heb je vaak een lange lijst met 'things to do'. De zero-day houden we d'r in. We doen de was in de laundryroom en hangen hem zelf te drogen in de kamer. Roelie 'strijkt' er vervolgens los, want onze fietskleding moet natuurlijk wel kreukvrij zijn in verband met de luchtweerstand. Bij de buren, een Chinees buffetrestaurant gaan we lunchen en eten op deze Memorial Day ons buikje vol.

 

Vanuit Grants gaan we een flinke etappe doen, een kopie van 8 jaar geleden: iets van 120 kilometers grotendeels door de woestijn. Wat we niet willen kopiëren is het watertekort van destijds. Toen hadden we maar 4 liter bij ons en konden we onderweg een waterbron niet vinden. Dus klimmen we met 10 liter water aan boord de Mount Taylor op en hebben we ons wat beter verdiept in de mogelijke locatie van de bron. En die vinden we dit keer, nagenoeg bovenop de top. Het water is heerlijk koud en makkelijk in onze siliconenzak te 'vangen' omdat het uit een pijp stroomt. De siliconenzak wordt op het filterelement gedraaid en dan is het knijpen geblazen. In de bidons met het schone, koude water gooien we een tablet met een smaakje, voor de broodnodige zouten en elektrolyten. Elektrolyten helpen het lichaam om vloeistoffen vast te houden en dus uitdroging te voorkomen. 

 

Vanaf de top dalen we lang naar beneden. Het bos om ons heen verdwijnt langzamerhand en daar voor in de plaats verschijnt de woestijn. Die overigens wel een stukje groener is dan wij hem herinneren. De kenmerkende 'tovenaarshoed'-berg, Cerro Alesna,  die vervolgens opdoemt en die ons bijna de rest van de dag zal 'vergezellen', herinneren we ons nog goed. Hij is, in tegenstelling ons, er niet niet ouder op geworden.

 

Wat een geweldig mooie route is dit door desolaat gebied. Als we na een pauzemomentje weer op de fiets willen stappen, stopt een fietser bij ons. Dat is natuurlijk al opmerkelijk genoeg in deze leegte, maar dat hij vervolgens Nederlands tegen ons praat is helemaal raar. Iljetsj komt uit Raalte en woont al jaren Florida. We fietsen samen met hem verder.

 

We raken elkaar helaas dan weer kwijt aan het eind van de etappe. Wij slaan af naar een bron waar gekampeerd kan worden en Iljitsj is dan net even achterop geraakt en ziet ook de sporen niet. Bij de bron zit Steven, een wandelaar op z'n knieën te vissen met een mini bakje om wat insectenbrij water te scheppen. Hij moet heel veel filteren omdat de volgende bron op zijn CDT pas 24 kilometer verder ligt. Wij hebben nog best wel heel veel water en deze bron is best wel vies, maar hebben enorm behoefte aan koel water. Dus vullen we alleen de bidons met koel gefilterd water om er straks een limonade-poedertje er doorheen te mixen. Als kampeerplek vinden we de omgeving van de bron niet heel erg mooi en we stappen weer op iets verderop bovenaan met weids uitzicht te kamperen. Iljitsj is klaarblijkelijk nog verder doorgefietst gezien de sporen. 

 

We zijn laat aangekomen en zitten in het donker ons pastaatje eten als de sterren steeds helderder en helderder de hemel verlichten. Wat zitten we weer intens te genieten van dit avontuur en ondertussen wordt het later en later. De volgende ochtend staan we pas op als de zon ons uit de tent drijft.

 

Enkele kilometers verderop is weer een bron en omdat we 's avonds, 's nachts en 's ochtends aardig wat van de voorraad hebben aangesproken, nemen we de afslag om aan te vullen. Dit blijkt een heel fijn tappunt met een pomp met grondwater wat zo, zonder te filteren (denken wij), de bidons en de waterzak in kan. En jeetje zeg, wat een prachtige plek is dit ook. Naast de pomp staat echter wel vermeld dat er in een straal van 300 yards (sterk afgerond 300 meter) niet gekampeerd mag worden. Als we hier ooit terug komen, dan zouden we op 300 feet (ca. 90 meter) gaan staan. Mocht iemand daar een probleem van maken dan kunnen we altijd zeggen dat we als Europeanen de rare Amerikaanse afstandsmaten niet begrijpen. 

 

We vervolgen onze weg en die is weer waanzinnig mooi. Wat een vergezichten, we houden bijna de hele dag zicht op Cabezon Peak, door Harry omgedoopt tot Tepelberg.

 

Heel langzaam wordt het landschap iets minder specatuclair. Na een uurtje fietsen valt ons oog op de oranjetrui van Iljitsj. Hij vertelt nog op ons gewacht te heen op onze kampeerplek maar nadat het lang duurde is doorgefietst naar de waterpomp. Daar is hij gaan kamperen en van 300 yards heeft hij 300 feet voldoende gevonden... hahaha.

 

Zowaar draaien we een stukje asfalt op en moeten we even klimmen. Boven aan de klim besluit Iljitsj op asfalt door te gaan en slaan wij af naar een onverhard pad. Beide routes komen weer samen in het dorpje Cuba. Het is een leuk onverhard pad met af en toe een kort steil klimmetje en af en toe wat los zand, maar over het algemeen heel fijn om te fietsen in een prachtige omgeving. Het pad van 30 kilometer hebben we helemaal voor onszelf.

 

De laatste 20 kilometer over highway 550 loopt langzaam op en door de stevige wind in de rug is het voor onze vermoeide beentjes nog best lekker te doen. Binnen een mum van tijd rijden we het dorp binnen. We stoppen bij een carwash om de fietsen af te spoelen van het stof en gooien per ongeluk een vijf dollar biljet in een wisselautomaat en krijgen daar geen dollarmunten maar een lading tokens voor terug. Met die tokens lukt het niet om de spuiter aan te zetten en met een miezerig straaltje lukt het wel om iets van stof af te spoelen. De tokens zijn niet in de wisselen bij het kantoortje (mag niet en niemand daar) en gelukkig kunnen we ze doneren aan een dame die daar haar auto wast. Ze overlaadt ons vervolgens met water, sportdrank en eigen baksels.  

 

Motel Del Prado zou geen fietsers willen laten overnachten maar er is nieuw management. Het krijgt nu ook weer hele goede reviews. We informeren bij de receptie naar de prijs. We vinden $120 voor een kamer veel te veel en terwijl we daar zo rondhangen komen er eerst drie fietsers aan die al snel doorfietsen om wiet te scoren, vervolgens 'onze' Iljitsj en daarna nog een hyper fanatieke senior minimal bikepacker/racer, die nog wel een eindje verder wil. Hoe grappig om opeens al die fietsers te zien. Iljitsj heeft net via Agoda voor $70 een kamer in een ander motel gereserveerd. Wij doen dat ook en gaan daarna naar een supermarkt voor boodschappen. In de hotelkamer nemen we een douche en beseffen we ons eens te meer hoe luxe een douche is, wassen we de kleren uit en spoelen de tassen schoon. Het is zo'n fijn gevoel om alles weer een beetje schoon te hebben. Samen met Iljitsj gaan we daarna naar een restaurant om te eten en te kletsen. Hij neemt de rekening op zich en dat mag van ons alleen als hij later nog met ons uit eten gaat op onze rekening. 's Ochtends besluit Iljitsj om een asfalt route te pakken en nemen we afscheid van hem. Hij zal een stuk sneller gaan dan wij (en neemt ook wel eens een afkorting). Misschien zien we hem niet meer.

 

Ook de drie canabis fietsers kiezen de asfalt route en dus slaan wij als enige de weg in naar het Santa Fe National Forest. Anderen lijken een beetje huiverig te zijn of er wel genoeg water in het National Forest zal zijn. Na een eerst lange klim is er een riviertje en ook daarna lijken er voldoende mogelijkheden voor meer water. Wij durven het wel aan en na de eerst lange klim zitten we naast het riviertje om te filteren en voor de zekerheid vullen we alle zakken die we hebben: 2 x 4 liter, 1 x 2,5 liter, 1 x 1 liter en 2 x bidon met 0,85 liter, dus in totaal bijna 15 liter. Dat moet genoeg zijn.  

 

Je moet wel van bos houden om deze route mooi te vinden. Af en toe zien we weer hertjes en eekhoorns en de hele tijd horen we de vogels zingen. Op enkele momenten zetten we de app Merlin aan, de tip van de mannen uit Maine, om te horen wat er aan vogels is. In eerste instantie blijkt de zoetgevooisde zang steeds te zijn van de noordelijke spotlijster maar als we even in het gras liggen komen er een hoop andere soorten bij die gemeen hebben dat ze een gele borst hebben. Leuk hoor die nieuwe app.

   

Na zo'n zestig kilometer zoeken we een plekje om te overnachten. Dat is net voor een klim naar hogere en koudere oorden en we hebben wel voldoende geklommen voor vandaag, vinden we. De keuze is reuze en het maakt eigenlijk niet uit waar we gaan staan. In een National Forest mag overal gekampeerd worden, als je je rommel maar opruimt. Een vuurtje stoken gaat nog niet. Ondanks dat alles er zo fris groen uit ziet door recente buien, is open vuur niet toegestaan om bosbranden te voorkomen.

 

Na een best (weer) koude nacht staan we enigszins verbaast op dat onze buitentent kletsnat is. Dat hebben we al heel lang niet meegemaakt. Na drie koppen koffie en het inpakken van een druipende tent kunnen we ons opwarmen met een klim naar een hoogte boven de 3000 meter. We zien op enkele plekken kleine plukjes sneeuw liggen. Berken staan in de knop en madeliefjes en paardebloemen bloeien in de velden.

 

De klim naar Polvadera Peak vanuit Abiquiu is één van de zwaartste van de GDMBR en wij mogen die gelukkig als afdaling doen al zal dat ook niet eenvoudig zijn. Bovenaan houden we pauze en er komt heel toevallig net een pick-up truck aanrijden. Het stel uit Pie Town stopt om een praatje te maken. Ze vertellen dat het een bumpy road is en dat ze veel in de 4WD-stand hebben gereden. Goed, oké, daar gaan we dan. Vorige keer zijn we beide twee keer gevallen. Hopelijk zijn we nu ouder en wijzer geworden. 

 

De weg lijkt nog slechter te zijn geworden dan die acht jaar geleden was. Het is iets van twintig kilometer en we doen er twee uur over om - zonder te vallen (!!!) - beneden te komen. Geregeld even steppen, geregeld van de fiets en verder uiterste concentratie.

 

Als we ons onderaan omdraaien, zien we een onheilspellende partij wolken waar we vandaan komen. Onze ogen hebben zich enkel en allen gefocust op de afdaling met ruwe rotsen, keien en los zand. Bijzonder hoe verschillende het weerbeeld is tussen waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan.

 

In Abiquiu aangekomen stoppen we bij Bodes, een oase voor GDMBR fietsers. Het is een supermarkt, restaurant, souvenir-shop en 'Blokker' in één maar dan wel beperkt en flink geprijsd. Hier kunnen we de voorraden weer aanvullen maar dat hoeft niet direct nu al. We hebben afgesproken met Warmshowershost Mehedi om bij hem, zijn vrouw en zoontjes te overnachten. Daar moeten we een plan smeden voor het vervolg en bepalen wat we nodig hebben. 

 

Mehedi van Hattem (jaja een Nederlandse vader) laat ons in een casita, een klein huisje aan de overkant, logeren en het is prima om daar even een dagje uit te rusten. Dat doen we graag. De fietsen worden weer afgespoeld van stof, de kleren gewassen en de route voor de volgende dagen bepaald zodat we kunnen inslaan bij Bodes. Het voelt als een AirBnB zonder dat het iets kost. Heel lief van Mehedi, die overigens ook echt een hele leuke kerel is.

 

Na het zien van de leuke casita, vragen we meteen of we een nachtje extra mogen blijven. Geen probleem, we mogen er zelfs het aanstaande 'slechte' weer uitzitten. Slecht weer voor ons dan, want regen in het fire season is voor de mensen hier een godsgeschenk. Zijn wij dan zo vies van een drup regen? Zeker niet, maar we fietsen veel over onverharde paden die 'impassable when wet' zijn. Ze veranderen dan in 'peanut butter' dat aan je banden blijf kleven tot de wielen niet meer draaien. Het enige wat je dan nog kunt doen is wachten dat de weg opdroogt. Aangezien er voorspeld wordt dat het een dag of drie gaat regenen, lopen we het risico om in the middle of nowhere vast te komen zitten. Op advies van Mehedi schaffen we een Amerikaanse weer-app aan en abonneren ons voor een maand op de premium versie. De app blijkt erg accuraat en betrouwbaar, maar geeft ons (ook) het slechte regennieuws. 

We smeden een plan om zonder kleerscheuren, of beter zonder modderworstelen, in Del Norte te komen. Del Norte ligt in Colorado, aan de andere kant van de hoogste pas op de GDMBR, de Indiana Pass. Dat betekent dat we op asfalt, in anderhalve dag, New Mexico zullen uitfietsen.

We vertrekken op zondag, die nog droog zal verlopen. De komende drie dagen zijn de regendagen, met name maandag en woensdag. De Indiana Pass willen we dan op dinsdag oversteken. Maar eerst naar Chama, een dorp met een aantal voorzieningen waaronder best veel overnachtingsmogelijkheden en een goede supermarkt. We fietsen over dezelfde highway als acht jaar geleden. Toen moesten we uitwijken voor bosbranden, nu dus vanwege de regenvoorspelling. Onze enige herinnering aan de highway is dat we het daarop heel zwaar hebben gehad. Maar hé, toen waren we net ziek geweest en hadden we tegenwind. Nu niet en de highway is best mooi om te fietsen. Het omringende landschap is aantrekkelijk. Gaandeweg de middag vormt zich achter ons een regenfront, we maken ons er geen zorgen om. Maar, waarschijnlijk vanwege die regen achter ons, neemt de wind sterk toe en draait opeens naar het noorden. Van briesje mee, naar hard tegen. We komen dan ook veel later dan verwacht in Chama aan, waar we een motel uitkiezen dat tegenover die goede supermarkt ligt. 

Dan begint regendag 1 én de laatste fietsdag in New Mexico. We hebben ons ingesteld om nat te worden. NOAA, die nieuwe weer-app laat ons weten dat het van 10 tot 12 hard zal regenen en dat de middag regenachtig zal verlopen. Vanuit Chama moet er flink geklommen worden, eerst over de Chumbres Pass, ruim boven de 3000 meter. We hopen die over te zijn, voordat we door de regen vanuit het zuiden worden ingehaald. 


Dat lukt in ieder geval tot aan de grens met Colorado, net onder de top, hoewel de lucht donkerder, het kouder en kouder wordt en het steeds harder gaat waaien. Bij het afscheidsbord van New Mexico, dat zo te zien een paar keer onder vuur is genomen, nemen we een selfie en stopt deze blog. Benieuwd hoe de dag verder voor ons verloopt? Lees dan onze volgende blog over Colorado!