
Colorful Colorado is de tweede staat die we op de route van de GDMBR doorkruisen. In deze staat zullen we naar verwachting over met sneeuw bedekte bergpassen fietsen en last krijgen van muggen, om maar twee uitersten te noemen. Iets minder verwacht is de regen, wind en koude, die we in de eerste week trotseren. We verheugen ons op de natuur maar ook op de leuke stadjes, zoals Del Norte, Salida en Steamboat Springs.
Als we Colorado binnenfietsen bij de Cumbres Pass, moeten we nog een klein stukje voordat we de top op 3115 meter hoogte bereiken. Net na het oversteken van de grens begint het te regenen. Dat was verwacht, maar we worden verrast hoe snel de temperatuur omlaag schiet. Bovenop de pas vinden we een informatiepaneel met een dakje erboven. Daar gaan we onder staan en doen een hoop meer kleren aan. Sommige kledingstukken moeten 'van ver' komen, aangezien we die sinds de hoogste toppen in Peru, niet meer hebben gebruikt. Na de Cumbres Pass volgt een korte afdaling en dan de klim naar de La Manga Pass die maar 3 meter hoger is. Tijdens de klim is het bijna droog, maar opnieuw net voor de top gaat het hard regenen. De steile afdaling, die volgt, zorgt er voor dat we ondanks alle kleren verkleumd en doorweekt raken.

Onderaan de afdaling ligt het gehucht Horca. Sinds 3 jaar is daar het Red Beer Haus gevestigd. Volgens Google een buggy-verhuurder, maar Roelie vermoedt dat we daar wel iets kunnen eten en drinken. Het Red Beer Hus is open en we worden allerhartelijkst ontvangen door de eigenaren. En ja, we kunnen er wat te eten en warme dranken bestellen. We doen de natte kleding uit en krijgen een straalkacheltje bij ons neergezet. Langzaam komt het gevoel weer terug in handen en voeten en we genieten van een kip/bacon sandwich en een hete koffie en chocolademelk.

Weer opgewarmd en opgeladen, beginnen we aan de resterende 38 kilometer naar het dorpje Platoro, dat ruim 500 meter hoger ligt. De weg er naartoe is onverhard, maar heeft niet de eigenschap om aan banden te blijven plakken nu het zo nat is. We volgen de Rio Cojenos, de konijnenrivier, die best hoog staat en snel stroomt. We zien maar één konijn, daarentegen honderden chipmunks, een kleine gestreepte versie van een eekhoorn. Het dal van de rivier is prachtig.





Helaas gaat het, met nog een paar kilometer te gaan, weer regenen. We denken er bijna te zijn en wachten met weer die regenkleding aan te trekken, totdat het te gortig en te koud wordt. En dan stappen we voor de tweede keer ergens verkleumd en nat naar binnen. Ditmaal om te informeren naar de beschikbaarheid van een kamer of cabine. Alle minder dure opties zijn nu volgeboekt (in Horca nog niet) en resteren er alleen nog maar grote cabins voor US$149. We twijfelen en zeggen dat het ons budget te ver overschrijdt. De eigenaren doen er vervolgens US$30 vanaf, mits we de keuken niet gebruiken, omdat dat naar hun zeggen altijd veel poetswerk oplevert. We beloven de keuken niet te gebruiken en de deal wordt gesloten. De cabine is groot, het heeft 3 tweepersoons bedden en een slaapbank. Het is allemaal ouwe meuk, maar schoon. Twee enorm grote pluspunten: het heeft een hete douche met veel waterdruk en een enorme verwarming. De keuken wordt wel door ons gebruikt, maar we laten hem achter als ongebruikt.
Die nacht blijft het regenen, maar als we opstaan is het opgeklaard. Het is, zoals verwacht, aardig koud. Dat is niet erg want we weten dat we de eerste 42 kilometer vooral moeten klimmen en alle kleren zijn weer droog. Bij de receptie pikken we nog even het wifi-signaal op, om de weersvoorspelling te checken. Het gaat volgens onze nieuwe, betaalde, weer-app NOAA later in de middag in de bergen weer regenen. We willen als het even kan de laatste top van vandaag droog bereiken, daarna volgt een afdaling van iets van 36 kilometer die we als het kan ook graag droog willen afleggen. Het is kwart over zeven, dus snel wegwezen!



We zien verse fietssporen op de weg en zijn dus niet de enigen die vroeg zijn vertrokken. Na een kilometer of vijf staan er twee mannen op de weg waarvan ene net wil gaan plassen. Verschrikt trekt hij de broek weer ophoog. We maken kennis met broers Chris (l) en Vince (r) en we kletsen een tijdje. Eén van de eerste vragen die we krijgen, is of we uit Duitsland komen. Chris verontschuldigt zich voor deze inschatting en we geven aan dat we het inmiddels wel gewend zijn en ook een beetje begrijpen: de Nederlandse en Duitse taal lijken op elkaar voor Amerikanen en het accent in Engels wellicht ook. Na een tijdje fietsen we door en kan Vince zijn plasje doen. Als we een tijdje later een langere pauze nemen, halen de heren ons weer bij. Alweer kletsen we een tijd. Het is een mooi relaxed stel boordevol interessante verhalen. We hopen ze vaker tegen te komen.


Omdat een wandelaar vanmorgen bij de receptie vertelde hoe slecht het pad van de CDT (de Continental Divide) was, zijn wij ook wel nieuwsgierig naar de weg over de hoogste pas van onze Great Divide route. Als een man met hond in een ATV of OHV (all terrain vehicle of off highway vehicle) of buggy (wat de naam ook is, wij houden niet zo van die brullerige voertuigen die we op de mooiste paden tegenkomen), ons tegenmoet rijdt, grijpen we onze kans om te informeren naar de wegconditie. Hij vertelt dat hij zelf moest omdraaien vanwege teveel sneeuw op het pas maar dat er langs de rand een strookje vrij is waar je met fiets langs kunt. Mooi! Hij vertelt dat er sinds drie weken een man vermist wordt en dat dat de reden is dat hij rondrijdt. Niet zo mooi.
We fietsen een lang stuk boven de 3000 meter hoogte en wanen ons helemaal alleen op de wereld. Er is steeds meer sneeuw dat flink aan het smelten is. De afgelopen winter is in Colorado minder dan gewoonlijk sneeuw gevallen, maar er ligt hier op 4 juni nog heel wat. Het smeltwater stroomt overal en het grotendeels sneeuwvrije pad is soms modderig en door die ATV's aan gort gereden. De omgeving is mooi, het pad is af en toe even zwaar.

En helemaal alleen zijn we niet, want op een gegeven moment zien we een CDT-hiker in het gras liggen. Tegelijk komt er een ATV op ons af. Uit de ATV stapt een 80 jarige meneer, die aangeeft veel gewandeld te hebben, maar gezien zijn leeftijd nu op zijn ATV aangewezen is om de natuur in te trekken. Kijk, dat snappen we en respecteren we, ook al wensen we de beste man een geluiddemper op zijn uitlaat toe. Harry kletst ook nog even met de hiker, het is een Duitser met Giel Titulaer baardje en ook hij heeft een trail name: professor gadget.... tja.
We klimmen 100 meter en dalen 100 meter en arriveren in ghost town Summitville. Daar pauzeren we even voor de laatste klim naar de top. Summitville heeft zijn ontstaan en neergang te danken aan de goudkoorts. En die goudkoorts vond in dit geval twee keer (rond 1880 en 1930) plaats, na het vinden van een goudader (en na het gedwongen ‘verplaatsen’ van de Ute-indianen). Dus twee keer was het een levendig dorp met rond de 1500 inwoners en twee keer werd een ghost town toen er geen goud meer te vinden was. In de jaren ‘80 dacht een mijnbedrijf de laatste restjes goud te verzamelen door grootschalige inzet van cyanide. Gevolg: milieuramp, bedrijf failliet en nu is Summitville in die zin ‘levendig’ dat men al 30 jaar bezig is met de boel te saneren.

Het laatste stuk naar de Indiana Pass, met zijn 3642 meter het dak van de GDMBR, is pittig. Opvallend dat hier minder sneeuw ligt dan de weg hier naartoe, maar dat komt doordat het laatste deel van de helling op het zuiden ligt. De weg is vrij en best droog, maar langs de weg zien we toch nog wel dikke pakketten sneeuw liggen.


En daar is die dan, de top, het dak, de mijlpaal. Net als 8 jaar geleden staat er nog steeds geen bord, waarmee we onze prestatie kunnen vastleggen op de gevoelige plaat. Maar de foto met Harry in een overwinningsroes, spreekt boekdelen. De wolken beginnen zich samen te pakken om ons heen en veranderen van kleur. Droog bereiken we de top en als we naar het noorden kijken dan ziet het daar nog best aardig uit. Achter ons niet, maar dat laten we ook achter ons in de afdaling naar beneden. We doen nog wel onze donsjassen aan, want de verwachting is dat we flink afkoelen nu het gezwoeg voorbij is.

Het slechte weer achter ons zorgt voor een lekkere wind in de rug en de weg naar beneden is in een veel betere staat dan die we beklommen hebben. Zo zoeven we hard richting Del Norte, 36 kilometer verder. Als we Del Norte bereiken, gaan onze iPhones van de vliegtuigmodus af en worden de weersvoorspellingen gecheckt. Morgen opnieuw veel regen, wordt er gezegd. We besluiten een dagje hier te blijven en speuren naar iets leuks op Airbnb. We vinden een appartementje voor relatief niet al te veel geld en doen boodschappen in een prima supermarkt. Het heerlijk avondje en een relaxte 'zero-day' kan beginnen.

Na de zero day volgt nog een zero day, want wederom wordt naar het noorden veel regen voorspeld. En het klopt: als we naar het noorden kijken, hangt daar een onheilspellende donkere lucht. We willen nog een dagje bijboeken maar dat lijkt niet te kunnen via Airbnb. We nemen contact op met de eigenaar, Chad en dat blijkt een zeer lieve, vriendelijk man te zijn. Hij vertelt ons telefonisch dat ons appartementje gereserveerd is door andere gasten, maar dat hij nog wel een slaapplek voor ons heeft. Over de kosten moeten we ons geen zorgen maken. Telefonisch leidt hij ons door via een aantal deuren door een immens groot gebouw met veel antiquiteiten, het lijkt wel een museum. Onze slaapplek is snel gevonden en overdag mogen we in het 'museum' vertoeven. Later op de dag ontmoeten we Chad in levende lijve en op de vraag wat we hem verschuldigd zijn, antwoordt hij: "niets".

De rest van de dag doen we het rustig aan. Soms zien we dingen die we herkennen van 8 jaar geleden en ons toch weer verbazen. Bijvoorbeeld cappuccino bij een gerenommeerde barista in een papieren beker met een plastic deksel met gleuf om te consumeren. Of een sandwich met zeker drie vingers dik vleesbeleg. Maar Del Norte is een typisch niet-typisch Amerikaans stadje: goede trottoirs, bike lanes, vegan-kruideniers en een boel lawaaierige pick-up trucks en bebaarde mannen op Harleys.

Net ten noorden van Del Norte staan de enige route bordjes waarop de GDMBR is aangegeven. Nogal bijzonder want dat gebeurt nergens op de 4500 kilometer lange route. Het is duidelijk dat het vliegveld hier geen zin heeft in Tour Divide racers die gewoon rechtdoor willen (inderdaad over het terrein van het vliegveld) naar Del Norte. Langzaam klimmen we over rul zand en fijne kiezel door een prachtig landschap. Acht jaar geleden moesten we hier nog vaak lopen, maar we hebben nu bredere banden en kunnen op het zadel blijven. De vergezichten zijn wederom geweldig mooi. We hebben het al vaker gezegd: dit Gevoel van het fietsen van de GDMBR blijft ongeëvenaard.





Na 30 kilometer gaan we even een dikke kilometer van de route af, naar het gehucht La Garita. Het gehucht heeft niets om het lijf, behalve de La Marita Trading Post. Acht jaar geleden was dat een winkeltje, gerund door mensen op leeftijd, waar je ook iets simpels te eten kon bestellen. Maar als we binnenkomen, herkennen we niets meer. Het is ruim, smaakvol ingericht en de eigenaren zijn een jong stel. Nu is het vooral een restaurant, waar je ook iets kunt kopen. De menukaart geeft keuzestress, we kiezen uiteindelijk voor pancakes en die zijn heerlijk. Na een tijdje komen twee pesionados binnen, het zijn Scott en Rob en ook zij fietsen de Divide richting noorden. Het is echt opvallend hoeveel fietsers wij nu tegenkomen die northbound fietsen. Nu tientallen, acht jaar geleden -voor zover wij weten- alleen wij.

Vanuit La Garita beginnen we aan de klim naar de Carnero Pass. We volgen een tijdlang een riviertje dat door een aardig dal met her en der verspreid staande huizen en boerderijtjes. Ergens halverwege komen we Louise uit Lille tegen. Een stoere, jonge meid, die helemaal in haar eentje vanuit Montreal naar Zuid-Amerika fietst. Ze skipt wel Mexico en Centraal Amerika. We delen elkaars Polarsteps accounts.
De lucht wordt steeds bewolkter en al snel vallen de eerste druppels. Tot aan Storm King campground is het regenjas-aan, regenjas-uit. Als we de campground bereiken, willen we daar iets eten. We treffen er Michael aan, die we eerder in een groepje van drie, in Cuba troffen. We kletsen een tijdje en kijken daarbij geregeld naar de lucht. Het dreigt en als het weer begint te regenen, gaat de temperatuur hard onderuit, ruim 10 graden (Michael heeft zo'n handige digitale thermometer aan zijn fiets hangen). Ondertussen komen Scott en Rob de campground omfietsen. Zij zwaaien even maar fietsen snel door om nog voor de ergste regen de tent op te zetten. Als het echt begint door te regenen, gaan wij schuilen in het voorportaal van het pit toilet. Daar zitten twee meisjes die de Continental Divide aan het wandelen zijn. Maar op dit moment volgen ze de fietsvariant, die hier makkelijker te lopen zou zijn. We kletsen een tijdje, maar Harry krijgt het kouder en kouder en voelt nog nauwelijks zijn handen en voeten.






Dus door en hopen dat het restant van de klim naar de Carnero Pass weer wat warmte in zijn lijf brengt. Tijdens die klim drupt het eerst nog, maar gaandeweg klaart het wat op. We bereiken de top en gaan op zoek naar een plekje waar we kunnen (wild)kamperen. Dat vinden we iets van 6 kilometer lager, op nog steeds iets van 3000 meter hoogte. We zetten de tent op direct langs de weg, iets wat we in de rest van de wereld niet zouden doen. Maar hier valt niets te vrezen en/of te verbergen en op weg rijdt niemand. Er stroomt een creek met helder water en we wassen ons naakt, dus naast die openbare weg. We filteren water, maken een lekker maaltje en kruipen vroeg de tent in. We voelen ons ultiem gelukkig!





De nacht verloopt koud en we verbazen ons niet als we 's ochtends zien dat de tent bevroren is. Oei, we hebben onze waterfilter in een van de pannier laten zitten en een (gebruikte) waterfilter mag niet bevriezen. Het lijkt er echter op dat het niet hard gevroren heeft en we hopen er maar het beste van.
Met die paar kilometers afdalen zijn we nog niet beneden en dus wacht ons eerst nog een kilometer of 10 meer afdalen. Afdalen is koud, dus we blijven steeds maar koffie zetten om onze handen te warmen en misschien ook wel om het vertrek uit te stellen. Met heel veel laagjes aan en afgetopt met de donsjas zetten we onszelf uiteindelijk in beweging. In de verte zien we besneeuwde bergtoppen.


Na de afdaling fietsen we richting westen en dat betekent dik 60 kilometer tegen de inmiddels harde wind in fietsen. Eerst fietsen we een stukje over asfalt en slaan dan af op een gravelweg. Daar stopt een dame in een auto naast ons en geeft ons mandarijntjes en vraagt of de man achter ons ook bij ons hoort. "Nee, bus probably we know him", zeer waarschijnlijk is het Michael en we besluiten op hem te wachten. De dame haalt een hiker op die verderop zijn trek heeft geparkeerd en brengt hem naar Salida zodat hij terug naar zijn truck kan wandelen. Ze doet shuttle service voor hikers. Op de weg terug staan we nog te wachten en geeft ze ons een extra mandarijntje voor die meneer op de fiets die er aan komt. Het is inderdaad Michael en nadat hij zijn mandarijntje op heeft fietsen we samen verder.


Michael blijkt een goede metgezel om mee samen te fietsen: dezelfde snelheid, no rush, humoristisch op momenten dat dat leuk is, niet vol met kijk mij nou verhalen, niet vol met vragen over onze achtergrond/familie terwijl je aan het fietsen bent. Kortom, een aardige gast. Halverwege de klim pakken we onze stoeltjes uit om pauze te nemen. Michael heeft een minimalistische bepakking, maar wel met een stoeltje, hetzelfde als wij. Daarna fietsen we door naar boven naar Luders Creek campground. Op de camping is een bron en daar vullen we ons water bij. Het water ziet er helder en betrouwbaar uit, maar voor de zekerheid filteren we het. Michael is al een uur langer onderweg dan wij en besluit om de campground aan een picknick tafel te gaan zitten om te lunchen. Wij hebben een plan om een lange etappe te doen en fietsen alvast door. Niet veel hoger dan Luders Creek campground volgt de Cochetopa Pass en daarna mogen we afdalen. Het schiet echter voor geen meter op, want de wind blaast ons net zo hard tegen als dat de zwaartekracht ons naar beneden trekt. Tegen onze wil in moeten we stevig doortrappen om beneden te komen.




Onderaan liggen de Dome lakes en wij gaan daar lunchen en bedenken of we wel verder gaan vandaag. Ongelooflijk hoe bekaf je kan zijn van een afdaling (met tegenwind dus). Als we klaar zijn met onze lunch komt ook Michael aan, gevolgd door Rob en Scott. Gezellig zeg! Wij hebben echter besloten door te fietsen en de drie mannen hebben besloten om hier te stoppen. De tot dusver westelijke route buigt hier af naar het noorden en later naar het oosten. Die harde tegenwind krijgen we dus eerst in de zij en daarna hopelijk in de rug. Bovendien is het laatste stuk met wind mee op asfalt. Dus we gaan ervoor! Met ruim 110 kilometer op de teller stoppen we uiteindelijk iets na zessen in het gehucht Sargents. Daar kunnen we de kletsnatte tent neerzetten achter een bar, restaurant, winkel, annex pompstation en dus ook camping. De camping wordt (natuurlijk we zijn hier in de USA) gedomineerd door grote RV's, met uitschuifbare elementen, maar het heeft een tentenveldje op de mooiste plek, naast een nu wildstromende creek.


Het wildkamperen gisteren gaf een ultiem gelukkig gevoel, maar de warme douche, het eten in het restaurant en een wijntje bij de tent aan die snelstromende Marshall creek, maakt ons evengoed heel gelukkig. De volgende ochtend doen we rustig aan, want we hebben de hele dag de tijd voor de klim naar Marshall Pass. De weg volgt een voormalige spoorlijn, dus de helling is alleszins acceptabel. Bijna 20 kilometer fietsen we naast Marshall Creek die zich meanderend een weg baant door het smalle vlakke dal. Dat meanderen is mooi om te zien, maar ook de vele bever dammen zijn dat.






klinknagel uit de tijd dat het nog een spoorlijn was

De Marshall Pass is tevens een Continental Divide. Op het bord wordt uitgelegd dat regenwater links van Harry uiteindelijk in de Pacific terecht komt en rechts in de Atlantische oceaan.




Van boven op de top in de zon met her en der een pluk sneeuw dalen we af naar Salida. Enkele kilometers voor Salida zien we daar een donkere lucht boven hangen. Verdomme, we hadden gedacht daar vanaf te zijn. We houden het gelukkig droog en zetten koers naar de camping vooraan Salida tegenover een WalMart. Van GoogleMaps hadden we een iets te positief beeld gekregen van de camping en eerste instantie zijn we wat teleurgesteld. In tweede instantie blijkt het best wel okay. Er is een afdak op het tentenveld dat beschutting moet bieden als het regent, maar vooral een koude windtunnel blijkt te zijn. Eerder op het terrein staat echter nog zo'n 'gebouw' maar dan wel met een dichte zijde, kussens op de banken, een magnetron, verlichting en stroompunten. De douche en toilet zijn best een wandelingetje van de tent, maar redelijk schoon. We herinneren Salida als een echt leuk stadje met een van de beste bikeshops van het land en dat willen we morgen bezoeken.


We gaan op de extra dag de stad in, naar de bikeshop, Absolute Bikes. Harry waant zich in dit soort zaken als in een snoepwinkel, maar met hulp van Roelie weet hij zich te bedwingen. Ook al hebben we niets nodig, bedenken dat we toch wel heel graag een mini thermometertje (wat Michael heeft) willen en bezoeken daarvoor uiteindelijk vier verschillende winkels zonder er ene te vinden. Overigens vraagt de uitspraak van thermometer om concentratie: de 'th' doen met de tong tegen het gehemelte, de klemtoon oniet op de eerste maar op de tweede lettegreep ('mor') en op het laatst een zachte 't': we blijven over het woord struikelen en lachen erom.
We spuiten de fietsen schoon bij een carwash, drinken koffie bij een hippe tent. Ondertussen draait er een was bij een laundromat en krijgen we terugkomst van een collega klant een grote doos cereal, waar we overigens niet van houden. We fotograferen de eenzame, achtergelaten/gevonden sokken aan de muur, waar we dan wel weer van houden. We doen boodschappen bij WalMart voor een bbq en vinden dat de mega-verpakkingen niet matchen met onze behoefte voor twee personen en stappen ietwat teleurgesteld van het bbq idee af. Wat we wel vinden is een neuszalf omdat onze neusgaten pijnlijk zijn van de korstige wondjes als gevolg van de droge lucht die we sinds Mexico-City ondervinden. We bekijken wat ons de komende dagen te wachten staat en vullen de voorraden bij. We controleren de schone fietsen op mogelijke problemen zoals losgetrilde boutjes en vinden er geen; alles zit vast. Ondertussen stapelen de donkere wolken zich weer op om ons heen en geeft de weer-app op Harrys telefoon aan dat het rondom ons het onweert en bliksemt. Pas 's avonds regent het op de camping en toevallig zitten we dan gezellig en droog bij campinggenoten Mark en Robin aan de picknicktafel onder een ruime partytent.



Salida baadt weer in de zon als we de volgende ochtend aan een klim starten. Deze is een stuk steiler dan de vorige en we moeten flink aan de bak om boven te komen met af en toe een helling van meer dan 10%. Onderweg zien we een hert oversteken met twee jongen achter haar aan. Het eerste jong zakt door de benen en blijft op de weg liggen. Uitgeteld ligt het nog steeds op de weg als wij heel langzaam naderen. We kunnen het arme beestje niet helpen en fietsen met een bezwaard hart verder zodat het moederhert weer bij haar jong durft te komen en het hopelijk zover krijgt om weer op te staan.




Het is lente in colorful Colorado
Na de afdaling komen we in een open glooiend landschap terecht. In eerste instantie is het prachtig om daar zo met z'n tweetjes doorheen te fietsen. Na een uurtje begint het te vervelen. Verspreid in de leegte staat sporadische aftandse caravan met vaal een hoop rotzooi rondom. Ze lijken onbewoond en we vragen ons af wat het verhaal erachter is. Later horen we dat het een mislukt experiment is geweest om hier communities te bouwen.



Als we na uren eindelijk het gehucht Harstel in beeld krijgen, zijn we blij dat we het einde van de etappe naderen. We waanden ons dan misschien wel helemaal alleen door dit gebied, maar dat waren we niet. We zien nog net Michael wegfietsen naar een ranch samen met twee onbekende fietsers, gevolgd door Scott en Rob, die even omdraaien om met ons te praten. Ze vertellen dat de ranch een schuur heeft voor evenementen en dat fietsers daar voor $30 per persoon er kunnen slapen en dat er een douche. Wij gaan eerst naar de bar waar we acht jaar geleden gratis achter hebben gekampeerd. Volgens Rob is het wat sketchy en daarom kiezen zij voor de ranch. Bij de bar zit fietser Syd uit New Zealand te dubben of hij nog verder fietst en hoeveel verder dan. Syd vertrekt en een half uurtje later arriveert een jong Engels stel. Het stel gaat ook naar de ranch. Als enige zetten wij de tent op achter de saloon, het oordeel 'sketchy' begrijpen wij niet zo. Om acht uur gaat de bar dicht en is het er rustig. Alhoewel, een of andere onverlaat parkeert midden in de nacht zijn ouwe jeep naast onze tent, gaat erin pitten en laat de motor nog heel lang draaien, totdat de laatste druppel benzine is verbruit..



Nabij Hartsel stroomt een beek en in het weiland staan zeker een stuk of honderd bizons. We hadden ze gisteren ook gezien bij een boerderij vlak voor Hartsel waaronder een gigantische stier die apart was gezet. Nu nemen we wel een foto van een deel van de grazende kudde en mogen dan weer heel wat kilometers door dezelfde leegte als gisteren fietsen. De weg is nu gelukkig wel beter. Gisteren hadden we veel last van wasbordjes, nu een stuk minder. Ook zien we de bergen voor ons waar we straks overheen moeten en de besneeuwde toppen geven het landschap meer sjeu. De laatste 10 kilometer, het is pas net negen uur, steekt de wind op en worstelen we ons naar het dorpje Como dat aan de voet van de klim ligt. Het jonge Engelse, minimal bikepacking-stel van gisteren, haalt ons hier razendsnel in.
In het postkantoor van Como staat een mini koelkastje met drie colaatjes en er staat een bankje op de veranda om even bij te komen van het zwoegen. Als we aan de klim willen beginnen, komt Michael aanfietsen en we tippen hem over het laatste colaatje. We wachten wel even om dan samen op te fietsen. Het laatste colaatje is echter een blikje met een uiterste houdbaarheidsdatum van 2017. Michael mag 'm gratis hebben, maar ziet er vanaf aangezien er een gaatje in het blikje zit. Halverwege de klim besluit Michael te gaan lunchen en te wachten op Rob en Scott. Het andere stel dan op de ranch heeft overnacht gaat niet over de pas maar fietst er -over asfalt- om heen, vertelt hij.



Na een heerlijk geleidelijk klim (wederom een voormalig spoorlijntje) komen we aan op de Boreas Pass, Ze zon heeft ons grotendeels vergezeld alleen net aan het eind moet de regenjas even aan. De lucht is weer donker en we kleden ons dik aan voor de afdaling. Houden we het droog? Jaaaaaa, gelukkig wel!



Een heerlijke afdaling brengt ons in Breckenridge, een mierennest met toeristen en daarom fietsen we er snel doorheen om via een fietspad in Frisco te komen. Frisco is veel kleiner, rustiger en goedkoper dan Breckenridge. We vinden het een erg leuk dorp en besluiten om een kamer te zoeken in het dorp in plaats van op een camping te gaan staan. We verlangen naar een warme douche en kunnen dan ook de fietskleren even uitspoelen.

We vieren er meteen onze trouwdag: bier en worst bij het naastgelegen Duitse restaurant/biergarten Prosit en 's avonds delen we een lasagne bij het Italiaanse restaurant daar weer naast. Eigenlijk is dat een foutje. We hadden naar het Italiaanse restaurant tegenover de Lodge moeten gaan met een echt Italiaanse keuken. Nu zitten we bij de Amerikaanse variant van Italiaans eten en dat is veel, met te veel kaas en minder smaakvol.

De volgende dag worden we verwend met een geweldig ontbijt. Zo ene hebben we al heel erg lang niet meegemaakt. Uit de over wordt op echte borden een burrito met bonen geserveerd en van het buffet kunnen we zelf scheppen zo veel als we willen van fruit, Griekse yoghurt, rozijnenbrood (roosteren met boter), cantuccini (amandelkoekjes).
We verwennen onszelf daarna met cadeautjes bij REI in Dillon: donsjas, borden, Ursack, en een bearspray-houder. We trappen in een sluwe truc van de REI-kassadame om lid te worden. Dan krijgen we een tegoedbon van $30. Roelie wil die meteen inzetten maar dat mag niet. De tegoedbon is pas 24 uur later geldig en vervalt na 30 dagen. Als we later de kassabon bestuderen zien we tot onze verbazing en irritatie dat het lidmaatschap $30 kost. Dus die tegoedbon moet ooit ergens ingewisseld worden al fietsen we ons daar de longen voor uit het lijf. Overschoenen heeft REI niet maar vinden we wel bij de Pearl Izumi Outlet even verderop in Silverthorn. Roelie koopt hier waterdichte handschoenen voor over haar wollen handschoenen. Er staan nog maar een paar dingen op ons wensenlijstje: een kleine thermometer voor de buitentemperatuur en een universele FixnZip ritssluiter voor de tent.
Het is al bijna middag als we Silverthorn verlaten en eindelijk eens aan de etappe beginnen. Die is wel lang maar niet zwaar, tenzij de wind ons tegenwerkt. De eerste tientallen kilometers fietsen we over een highway met de wind schuin tegen, maar lekker veel omlaag. Daarna een bult over, onverhard verder en dan langs een reservoir en dan een klein stukje van de route afwijken naar dorp Kremmling.






De verwachte tegenwind blijft uit. Die donkere wolken zijn intimiderend maar het zorgt ook voor afwijkingen in windrichting. De wind valt soms helemaal weg en helpt ons zelfs ook af en toe een handje. Heel fijn. De laatste kilometers zijn echter toch nog onverwacht zwaar. We worden namelijk aangevallen door muggen en daar gaan we sneller van fietsen, maar in de laatste kilometers zitten een paar hele korte, maar ook hele steile klimmetjes. We trappen zo hard als we kunnen en besluiten in Kremmling eerst binnen bij een bar te gaan zitten. Daar besluiten we het plan om te kamperen op het RV-park net buiten het dorp te laten voor wat het is. Er is een muggenplaag en binnenkort wordt er gespoten, zegt de bardame. Aan de bar zitten nog een paar gezellige, misschien een beetje aangeschoten en Trump-hatende dames. Harry is de enige man in het cafe. Naast het cafe is een motel en als we daar naar toe willen waarschuwt de bardame dat het hard regent. We kijken naar buiten en het hoost: oké, dan eerst nog een biertje.
Het is na de bui koud en we zetten zelfs even de verwarming aan in de kamer. We kunnen ons niet heugen dat we dat in de afgelopen 520 dagen hebben willen of kunnen doen. We koken op de kamer ons momenteel favoriete maaltijd van couscous en kikkererwten met chorizo en avocado. De volgende ochtend is het weer helemaal opgeklaard en fietsen we eerst langs de supermarkt voor vers fruit. Bij het vriesvak met maaltijden hangt het bord 'tv dinners', zo Amerikaans!

We hebben ons van top tot teen ingesmeerd met anti muggen crème en de kleren extra ingespoten. Vanuit Kremmling moet er bijna meteen geklommen worden en ook 8 jaar geleden werden we op die klim belaagd door muggen. Ook nu weer, maar de bescherming werkt grotendeels. Alleen onze billen en schouderbladen zijn nog doelwit en daar spuiten we nog een keer een laag tegenaan. De klim gaat over een opvallend brede gravelweg en kent langere rechte stukken en is daardoor best saai. Er is best wel wat verkeer op deze weg en die slepen bijna allemaal een boot achter zich aan met de Colorado River als bestemming. Het is vrijdag en komende zondag is vaderdag en blijkbaar voldoende reden voor een lang weekend.

We fietsen langs de diepe canyon van de Colorado River naar Radium. Dat mag nog niet eens een gehucht genoemd worden, maar het is een verzameling van een paar huisjes, een brug over de Colorado River, een spoorlijn en een beste grote campground, die nogal leeg is, maar toch een bordje heeft hangen dat die vol is. Vreemd. We gaan even zitten aan een picknick tafel voor een vroege lunch en wat rust, want vanaf Radium is het klimmen geblazen. Die klim wordt omschreven als een van de zwaarste van de GDMBR.
Als we aan die klim willen beginnen, komt er net - luid toeterend - een goederentrein aanrollen. En die zijn hier lang, en de start wordt uitgesteld! De klim die volgt is steil en soms bruut steil, toch weten we - op een klein stukje van nog geen 50 meter na - in het zadel te blijven. Helaas moeten we wel uit het zadel omdat Harry lek rijdt. De Unplattbare band van Harry's achterwiel is nu in de laatste maand vier keer lek gegaan. Een paar dagen later zien we overigens dat het gaatje voor de tweede keer aan de kant van de velg zit.



Na dik 18 kilometer bereiken we de top, die echter uit iets van vier toppen bestaat. Echt afdalen doen we niet, want we blijven op hoogte. We zijn bekaf, maar we zien nog wel hoe mooi het hier weer is. Het is niet ver meer, maar we zitten er aardig doorheen. Het doorwaden van een creek met een zandige bodem gaat dan ook niet makkelijk meer. Vanaf hier moeten we de Lynx Pass nog beklimmen, maar we weten dat die niet lastig is. Vlak voor ons einddoel, de Lynx Pass campground, zien we twee zwarte beren, iets van 100 meter voor ons, de weg over rennen. Eentje is inderdaad zwart, maar de andere is opvallend lichtbruin, bijna blond.



En dan kunnen we eindelijk de campground opdraaien. Die is relatief duur ($20), maar ook echt wel mooi. Bovendien heeft het een grondwaterpomp en dat water heeft weliswaar een kleurtje, maar is drinkbaar. Er staat maar één ander stel met kleine caravan op de campground met 11 kampeerplekken en we kunnen ons nog snel even goed wassen. Daarna komen er nog zeker 5 kampeergasten aanwaaien. De 6e kampeergast, we zitten al aan onze maaltijd (mashed potatoes, mexicaanse bonenpuree en chorizo) en het begint al te schemeren, is een eenzame fietser: Jim. Jim vertelt dat hij over ons, 'de Dutchies', gehoord heeft en dat hij hoopte ons vandaag te treffen: blijkbaar doen er aardige verhalen over ons de ronde. Jim vraagt of hij zijn tent op onze kampeerplek mag pitchen. Natuurlijk!
Al gauw blijkt dat Jim, 63 jaar en woonachtig in Oregon, een aardige en ongecompliceerde gast is. Hij maakt dagelijks veel meer fietsuren dan wij, maar dat zien we vaker bij mensen die alleen fietsen. We kletsen kort, want wij en Jim zijn moe en kruipen de tent in. Acht jaar geleden hingen we op deze campground onze voedseltas voor de eerste keer in een boom. Nu beschikken we sinds een dag over een UrSack, die fungeert als een voedselkluis en niet meer in een boom gehangen hoeft te worden, maar wel met speciale knopen dichtgemaakt moet worden en ergens aan vast gemaakt moet worden. Gelukkig heeft Roelie die knopen onder de knie.




En dan is de dag aangebroken dat Roelie 50 jaar wordt. Waarschijnlijk is het de koudste én misschien de vroegste start van haar verjaardag tot nu toe: het is net boven nul en nog geen half zes. Onze tent staat dit keer onder verschillende bomen en is nog lekker droog: zo fijn bij het inpakken. Jim komt ook al snel uit zijn tentje gekropen en feliciteert Roelie. Een paar selfies volgen. In de veronderstelling dat onze wegen zich snel zullen scheiden. Maar Jim is niet (zo veel) sneller dan wij en hij blijft bij ons fietsen tot aan Steamboat Springs. Hij maakt dagelijks bijna dubbele afstanden, door bijna dubbele fietsuren te draaien.





Het is een heerlijke dag, met een mooie route, goed weer, heel veel afdalen, een prima ondergrond, veel mountain-, gravel- en roadbikers. Een perfecte verjaardag. In Steamboat Springs gaan we met Jim naar een koffiebar. Hij trakteert ons op koffie als verjaardagscadeau en na de koffie fietsen wij snel door naar het postkantoor om nog weer een heleboel cadeautjes aan onszelf op te halen. Bijzonder dat nu we op ongetwijfeld het zwaarste stuk van onze Panamerikaanse route fietsen, we zwaarder dan ooit bepakt zijn. We ontmoeten nu zoveel andere fietsers die allemaal minder/minimaal bepakt zijn. Ach ja, we zijn niet aan het racen maar aan het toeren. Buiten voor de koffietent zien we dat Harry een sticker op zijn gefietst heeft gekregen: fout geparkeerd, risico op wegslepen. Hahahaha, gekke Amerikanen.
D e baliemedewerkster van het postkantoor kan helaas slechts 4 van de 6 pakketjes vinden. De GDMBR kaarten, een klein stuurtasje, twee reserve crank bouten en een bril zijn er, maar de panniers en schoenen niet. De dame heeft geen zin in nog een tweede zoekactie, ook niet als we aantonen dat in ieder geval de panniers hier zijn afgeleverd. Ze geeft aan dat er nog gesorteerd wordt en dat we morgen terug kunnen komen, totdat ze zich realiseert dat morgen zondag is en dan is het postkantoor gesloten. Dus kom maandag maar terug...
Buiten bekijken we de overnachtingsopties in Steamboat en die zijn zo mogelijk nog duurder dan Breckenridge. Rabbit Ears, het enige motel dan enigszins betaalbaar is, heeft geen kamers beschikbaar: een complete motorclub heeft dat motel ingenomen. We vinden een motel dan kamers voor $140 heeft en fietsen er naar toe. Het is verrassend ver weg en aan de zuidkant van Steamboat horen we de receptioniste vertellen dat we verkeerd gekeken hebben en dat twee nachten $ 483 kost of zo iets. F*, denken wij, dat gaan we niet doen. Het motel krijgt zelfs niet zulke goede reviews. We zoeken opnieuw en boeken voor $160 per nacht een motel in het centrum. Dat motel krijgt ook niet zulke goede reviews (bedwantsen..) maar het is vorig jaar dicht geweest en gemoderniseerd.



Het blijkt een prima motel en laat in de middag struinen we naar het restaurant Laundry om te vieren dat Roelie 50 is geworden. We hadden dit restaurant getipt gekregen met de opmerking dat reserveren noodzakelijk is. We hebben geen reservering maar mogen aan de bar plaatsnemen waar de andere gasten en de barman ons er direct op wijzen dat het happy hour nog maar 4 minuten duurt. Vlug bekijken we de kaart en bestellen twee glazen witte wijn. Pfff net op tijd. De barman mompelt dat dit niet iets van de happy hour is. Dan vragen we aan de gasten wat happy hour eigenlijk is. Ze zeggen naar het kleine menukaartje te kijken waar kleine gerechtjes voor "kleine" bedragen op staan. Ondertussen worden twee mooie glazen Pinot Grigio voor ons neergezet. Langzaam dringt het tot ons door dat we beide een glas wijn van $20 hebben gekregen, exclusief tax en fooi. Lang verhaal kort, Steamboat is belachelijk duur. Om het enigszins te compenseren kookt Harry op de motel kamer een heerlijk pasta met blauwe kaas saus.

De volgende dag, een zondag, verzorgen we onze fietsjes, kleren en onszelf. Beetje netflixen en relaxen. Uitgerust en klaar voor vertrek fietsen we op maandagochtend naar het postkantoor. Dezelfde dames als zaterdag staan achter de balie en helaas zijn de pakketjes niet gevonden. De man achter ons in de rij tipt ons om naar FedEx en UPS te gaan. De pakketjes die we hebben gekregen zijn verstuurd met USPS, waar ook het postkantoor onderdeel van is. De vermiste pakketjes zijn met FedEx (schoenen) en UPS (panniers) verzonden. Steamboat heeft kantoortjes van beide koeriersdiensten. We volgen het advies op en vragen bij het motel of we de ingeleverde sleutel terug kunnen krijgen en ook of er misschien een korting mogelijk is. Beide kan en we zetten de bagage terug in de kamer voor een pakketspeurtocht door Steamboat. Na zo'n 25 kilometer fietsen is ons duidelijk dat het postkantoor nogal slordig, onverantwoord of erger, omgaat met de pakketjes van FedEx en UPS. Ze zijn daar bezorgd, er is voor ontvangst getekend en vervolgens raken ze vermist. Er zit niet anders op dan de panniers en schoenen als verloren te beschouwen: schade ca $200 plus voor niets een dag extra in dit dure stadje. Harry koopt noodgedwongen nieuwe schoenen. Het is misschien een beetje Nederlands, dit gevoel van schades en vrijwel zeker is het gevoel na een dag alweer weggeëbd, maar we voelen ons genaaid door dat postkantoor. En de panniers van Roelie dan? Roelie besluit om door te blijven te fietsen met de pannier waar in Mexico één haak is afgebroken. De tijdelijke, houtje-touwtje oplossing van de fietsenmaker in Silver City voldoet al aardig lang, dus misschien haalt de haak de Noordelijke IJszee.
En zo verlaten we tourist trap Steamboat Springs en laten we de kater daar lekker achter. We doen een flinke etappe, zodat we zeker zijn dat alle negatieve lading wordt weggetrapt, haha. We gaan een stukje mindfulness fietsen. Mindfulness fietsen betekent dat alles een positieve draai krijgt, alles is goed en fijn. Voorbeeldje: je fietst niet tegen de wind, maar je fietst de wind tegemoet; of je fietst niet in de regen, maar omdat je regenkleding bij je hebt, is het fijn om te dragen. Regen is een zegen. Dat soort shit. Wij hebben die flauwekul niet nodig; als we op het zadel zitten, zijn wij in ons element. Totdat... de eerste en enige echte stop is de Clark convenience store. Die herinneren we ons nog goed van 8 jaar geleden. Het heeft bescheiden koopwaar, maar lekker ijs en nog beter eten. Zo'n winkeltje (vaak annex postkantoortje) is meestal een drukte van belang en vooral een ontmoetingsplek, waar we genieten van de bestelde pancakes, terwijl het buiten steeds dreigender wordt met harde wind, gitzwarte wolken en af en toe een bliksemflits.

Altijd fijn zo'n bord waar aan automobilisten wordt verteld dat ze ons fietsers niet rakelings mogen passeren, maar 3 feet (90 centimeter) is veel te weinig. In Europa en veel andere landen daarbuiten is het 1,50 meter, oftewel 5 feet

Niet overal is men blij met fietsers. Schijnbaar is dit een protest tegen een andere race dan de Tour Divide, maar toch wel bijzonder dat bewoners protesteren tegen zoiets leuks als gravel bike races., terwijl de krullerige ATV's de landwegen aan gort rijden.
We twijfelen even of we verder gaan fietsen of hier blijven hangen in de hoop op verbetering. We kiezen mindful voor het eerst en worden na dik een kilometer beloond met harde regen, lichte hagel, kelderende temperatuur en hevige rukwinden. Terugkeren vinden wij geen optie, schuilen is hier niet mogelijk en dus is doorgaan met een boel extra kleding afgetopt met regenkleding de enig optie. Gelukkig moeten we flink klimmen en blijven we zodanig warm (best mindful van ons, toch he?!?). Eenmaal boven klaart het op en fietsen we langs het Steamboat Lake met wat boerderijen, vakantiehuizen en twee grote campgrounds. De eerste, Dutch Hill, fietsen we voorbij. De tweede, zou water moeten hebben. Nou dat klopt: het heeft zelfs doorspoel toiletten, wastafels en douches. Het is mega groot, en we besluiten om daar ook een boterhammetje te smeren.



Overigens zijn we van de route afgeweken en kiezen voor het alternatief. Jim heeft gemaild dat de hoofdroute in zeer slechte conditie is, nog veel ergers dan de slechtste wegen in New Mexico. Nou dat zegt wat! Het Columbine alternatief zou minstens zo mooi zijn en daar zijn wij het hartgrondig mee eens. Bovendien komen we zodoende ook nog langs een winkeltje dat op praktisch op de de continentale waterscheiding én toevallig badend in de zon ligt, ijs verkoopt en waar kolibrietjes rondfladderen bij de veranda. Wel missen we zo de Brush Mountain Lodge, waar Kirsten de scepter zwaait. Maar ons verblijf daar, acht jaar geleden, was nou niet bepaald het hoogtepunt van onze reis en ook nu is het zeker dat we daar geen andere fietsers zullen ontmoeten. Ons vizier staat nu op de Ladder Livestock Ranch.

Na het nuttigen van een heerlijk vers schepijsje (maat S, dat is naar Europese maatstaven een heleboel ijs) vervolgen we onze weg. De route van het 'historische' gehucht Columbine is nog heel even geasfalteerd maar duikt onverhard het bos in met vooral berkenbomen die nog lekker pril en frisgroen in het blad staan. Zo mooi.

Na een tijdje door het berkenbos te hebben afgedaald, fietsen we een groene vallei in met uitgestrekte ranches en weilanden vol koeien. Eén van de ranches, de 3 forks ranch, is gigantisch: het duurt zeker 15 kilometer voordat we zijn grondgebied verlaten. In het gebied staat een aantal forse landhuizen, die niet zouden misstaan in een serie over the rich and famous.

De Ladder Livestock Ranch is veel kleiner, maar nog steeds heel groot met veel verspreid liggende gebouwen. We kloppen, bellen en roepen bij een cluster woningen en stallen om onze aankomst te melden. Harry heeft vanmorgen per e-mail de bevestiging gekregen dat we welkom zijn, maar er is hier niemand. Na een kwartiertje komt een dame in een pick-up aanrijden en ze stelt zich voor als Megan. Ze neemt ons mee naar en ander perceel met een woning, een paar vervallen cabins en een werktuigenberging. We mogen voor of naast de woning, waar niemand in woont en ook ietwat vervallen is, in het gras kamperen. Er is een grondwaterpomp met drinkbaar water. Wat er ook is, is een een zwerm muggen die zich vooral op Roelie stort. Met een handvol verse muggenbulten smeren en spuiten we ons snel in, voordat we de tent opslaan.

's Avonds maken we in de luwte van de woning een lekker maaltijd: couscous, met chorizo, kikkererwten en een mix van kruiden die chef Harry geheim wilt houden. Op de kaart zien we dat wij met ons tentje nog net in Colorado zitten, maar dat we wel al in Wyoming zijn geweest: het perceel met de hoofdgebouwen van de Ladder Ranch ligt namelijk net over de volstrekt richtlijnen grens tussen de staten.
De volgende ochtend trekken we de stoute schoenen aan en maken we gebruik van het toilet in de verlaten, maar volledig gemeubileerde woning. Waarschijnlijk hadden we er ook gisteravond gewoon kunnen douchen: er hangen handdoeken en er is wc-papier. Goedgemutst springen we op de fiets en rijden na een paar honderd meter een nieuwe staat binnen. Goodbye Colorado, hello (again) Wyoming!