
Wyoming en Idaho zijn alweer de derde en vierde staat waar we doorheen fietsen. De GDMBR gaat maar door een klein stukje Idaho en in twee dagen verlaten we die staat alweer. Vandaar dat we daar geen aparte blog over schrijven. Wyoming is andere koek. We fietsen de staat binnen aan de zuidgrens en verlaten het in het uiterste noordwesten bij Yellowstone National Park. We verheugen ons op de Great (Divide) Basin, een groot leeg gebied waarin het water niet naar de Pacific en niet naar de Atlantic stroomt, maar binnen dit gebied blijft. Ook verheugen we ons om de Grand Tetons terug te zien. Van Idaho herinneren we ons de glooiende heuvels met weilanden en akkerlanden. Veel zullen we vergeten zijn en we weten inmiddels dat de Divide ons geregeld voor de tweede keer kan verrassen in al zijn schoonheid.


De eerste kilometers Wyoming gaan door de groene vallei over een weg, waarop we Colorado hebben verlaten. Maar dan draaien we richting noorden het asfalt van een highway op. Er is hier nauwelijks verkeer en we herinneren ons hoe leeg Wyoming is. Het landschap wordt iets droger. We zien een Bald Eagle, de visarend, hét symbool van de US. De arend laat zich helaas niet vangen voor een duidelijke foto.
Na enkele tientallen kilometers ruilen we het asfalt in voor gravel. We fietsen bijna ongemerkt door de onder de GDMBR-ers beroemde Aspen Alley, een -voor Amerikaanse begrippen- smalle doorgang omgeven door berken. Maar veel berken zijn verdwenen, er wordt op dit moment veel aan landscaping gedaan hier, met name om de dode dennenbomen te verwijderen.


In onze blog over de GDMBR uit 2017, lezen we dat we toen best vaak een langere pauze namen. De stoeltjes werden uitgepakt, de beentjes werden gestrekt en de rug gerekt en er werd koffie gemaakt. Dit doen we eigenlijk nooit meer sinds we in 2018 aan onze wereldfietstocht zijn begonnen. Vooral bij Harry zit vaak een 'we-moeten-door' onrust in zijn lijf. Maar het is Harry die voorstelt om ergens aan de kant, als een bermtoerist, een dergelijke pauze te nemen. We zijn bezig aan een lange etappe richting Rawlins en het is goed om minimaal één keer een echte pauze te nemen.

Na het gravel volgt nog eens ruim 50 kilometer asfalt. De weg gaat een keer of zes steil naar beneden door een dal en vervolgens weer steil omhoog uit het dal van een creek. Erg zwaar, maar we zijn hier op voorbereid. Wat het echter tot een beproeving maakt is de wind die ons hard tegenwerkt. Die wind tegen, uit het westen tot noordwesten, zal heel bepalend worden op onze tocht door Wyoming. Maar dat later.






Zoals (bijna) altijd, halen we ons dagdoel, Rawlins in dit geval. Maar het was achteraf te zwaar (tegenwind), te ver (118 kilometer), te veel hoogtemeters (1700 meter). In het best leuke stadje met zowaar wat stenen gebouwen en een oude monumentale gevangenis, die niet meer in gebruik is, is een goed Thais restaurant gevestigd. En daar hebben we acht jaar geleden heerlijk gesmuld. Het restaurant is er nog en we genieten er opnieuw: Roelie van een groene curry en Harry van een gele curry.

Dezelfde avond in Rawlins checken we de weer-apps. Een beetje overdreven, maar we hebben er nu maar liefs vijf, waarvan één met abonnement Alle apps geven aan dat het de komende vier dagen stormachtig gaat worden, vanuit WNW. Dat is slecht nieuws voor ons, want voor de komende twee, drie dagen staat de Great Basin op het programma. De Great Basin is een groot, leeg, kaal gebied dat als het ware een kom vormt. Het water hier gaat nergens naar toe: de Continental Divide splitst zich en gaat aan weerskanten om de Basin heen en het water blijft in dit gebied. Veel fietsers huiveren van de leegheid en het gebrek aan water in de Basin. Wij vonden het acht jaar geleden één van de hoogtepunten van onze GDMBR. De leegheid is namelijk betrekkelijk: ja geen huizen, laat staan dorpjes; ja geen mensen, geen auto's; ja maar twee mogelijke waterbronnen. Daarentegen zie je overal proghorn antelopes en wilde paarden en heb je de wereld voor jezelf. We houden daarvan!
Maarrr, die lege Basin doorkruis je vanuit Rawlins al slingerend richting noordwesten naar het gehucht Atlantic City. Ja precies dus tegen de voorspelde stormachtige wind in. We laten ons echter niet kisten en passen 's avonds de lengte van de etappes aan, zodat we met kortere dagafstanden door de Basin fietsen: drie in plaats van twee. De volgende ochtend checken we nogmaals de weersvoorspellingen en schrikken: er wordt nu ronduit voor de vier komende dagen storm, in plaats van stormachtige wind, voorspeld. De wind trekt elke ochtend aan tot een storm en neemt 's avonds laat pas in kracht af. En dat dus vier dagen achter elkaar. WTF?!
Wat te doen? Blijven we hier nog vier extra dagen in dit best leuke stadje? Gaan we 's nachts fietsen? Kunnen we onze route aanpassen, zodat we minder last van de storm krijgen? We wikken wegen en uiteindelijk kiezen we voor dat laatste: we fietsen om de Basin heen. Er loopt namelijk nog een beroemde fietsroute vanaf Rawlins en dat is de Trans-Am route die van Oceaan naar Oceaan en eigenlijk alleen over asfaltwegen loopt. Die route gaan we volgen en dat betekent drieënhalve dag over highways fietsen met de wind van opzij, geen leuk vooruitzicht, maar het is de beste optie. 's Nacht fietsen vinden we helemaal niks en we hebben geen tijd om de vierdaagse storm uit te zitten.



Dus verlaten we de volgende dag Rawlins, doen aan de rand van het stadje nog boodschappen. Daarna draaien we highway 287 op. Die gaat (bijna) pal richting noorden, dus de harde westenwind in de ochtend (nog geen storm) krijgen we vooral van opzij. So far so good... tot aan Muddy Gap, een kruispunt met een aftands tankstation dat gelukkig ook wat calorieën en frisdrankjes verkoopt.
Hier gaan we westwaarts en we zetten ons schrap voor 40 kilometer gebeuk tegen de wind in. Het is inderdaad best zwaar, maar het valt nog wel mee, alleen de laatste 10 kilometer vallen zwaar. De omgeving is ook echt mooi, misschien dat dit helpt. Er rijzen rechts van ons kale rotspartijen uit het groene landschap omhoog. Er groeit (bijna) niets op deze rotsen en de rotsen zelf vertonen vele scheuren en spleten. We zien geregeld de naam 'Split Rock' voorbij komen en die naam vinden we wel passend bij dit gebergte. Later zien we dat de naam alleen betrekking heeft op één enkel deel van de rotspartij: een top die de vorm heeft van een ovenwant, een landmark langs de Oregon Trail, een 'historische' route.





Na een tocht van 113 kilometer komen eindelijk in Jeffrey City aan. Zoals zoveel Amerikaanse gehuchten heeft het betere tijden gekend, toen mijnbouw voor werkgelegenheid zorgde. Nu stelt het niets voor, maar het heeft voor ons twee belangrijke gebouwen: een saloon en een kerk. De saloon biedt ons wifi en ieder twee koude biertjes. De bardame is nogal apathisch en ontdooit later als we haar vijf honden knuffelen en dat tweede biertje bestellen. De kerk biedt ons geen hiernamaals maar wel onderdak, én meer, voor komende nacht. De kerk is begin jaren '80 gebouwd toe Jeffrey City nog booming was, maar als de godvrezende zielen vertrekken, dan valt er ook geen kerk meer te vullen, toch? Het mooie is dat de kerk nu gevuld wordt met fietsers die de TransAm volgen, maar ook opvallend veel die de GDMBR volgen. Hoe wij dat weten? Nou voornamelijk door te kijken naar de muren die werkelijk overal zijn volgeschreven met boodschappen van en voor fietsers. Geen vandalisme; het wordt aangemoedigd door (het restant van) de kerkgemeenschap. Zoals gezegd biedt de kerk niet alleen onderdak: je kunt je slaapmat in de grote zaal of in een van de vijf kamers leggen. Maar het biedt ook twee warme douche, toiletten met toiletpapier en een keuken met koelkast en fornuis. En die berichten op de muren: wij worden daar heel blij van.
In de kerk ontmoeten we en .., die al bijna naar bed wilden gaan als wij arriveren. Toen zij al een uurtje op een oor lagen, arriveert ook nog Tom. Die heeft duidelijk een douche nodig, maar hij is blijkbaar te moe en gaat meteen in een van de vijf kamers slapen, gelukkig niet de onze...







Als wij om half zes opstaan, zijn Can en Sean al vertrokken, in de hoop al een eind te zijn opgeschoten voordat het echt hard gaat waaien. Dat hadden wij misschien ook moeten doen... Wij vertrekken om zeven uur en verbazen ons hoe hard het al waait. Oké, we rekenen op zijwind en gaan met die banaan. De eerste 30 kilometer weten we ons zo met een gemiddelde van 13-14 km/u voort te bewegen. Net als we een eerste welverdiende pauze overwegen, zien we een bord dat een rest area aankondigt. Die zijn in de US spaarzaam, maar als je ze tegenkomt, goed onderhouden. Ook deze biedt diverse overdekte picknick plaatsen met twee dichte wanden en een keurig toiletgebouw. We kiezen een picknick plek uit waarbij we uit de wind zitten. Op de tafel heeft iemand zij. of haar aversie richting de 'Orange Man in the White House' geuit.



Gedurende onze pauze trekt de wind aan; van hard naar storm en verandert van richting, van west naar noordwest. Vanaf dat moment gaat het zwaar worden vandaag, heel zwaar. We moeten nog dik zestig kilometer en het gemiddelde zakt ver onder de 10 km/u. Gelukkig is het een dag met weinig hoogtemeters, maar soms zakken we mentaal in elkaar. Op één van zo'n momenten stopt een auto voor ons op de vluchtstrook. Wij hopen dat we een koud blikje cola krijgen aangeboden of zoiets, maar het is een echtpaar op vergevorderde leeftijd dat voor ons wil bidden. Wij ondergaan deze geste gelaten en merken op dat men ook aan God vraagt of Hij wat barmhartiger wilt zijn voor ons voor wat betreft de wind. Helaas, wordt dat deel van het gebed niet verhoord.



Gelukkig hebben we elkaar. Niet alleen om elkaar af te wisselen in het kopwerk tegen de storm in, maar ook om elkaar op te peppen als de ander er mentaal doorheen zit. Op een of andere manier gebeurt dat automatisch, het is een wisselwerking. En dat sleept ons er doorheen, tot aan Lander, een stadje met een superleuke, op Duitse bieren gerichte, brouwerij en verder veel te dure maar vooral volgeboekte accommodaties. Langzamerhand komen we dichterbij de Grand Tetons en Yellowstone en dientengevolge het dure deel van Wyoming. We zijn verrast dat bijna alle accommodaties volgeboekt zijn en krijgen er de kriebels van. We hebben nota bene een rustdag in dit stadje gepland. Een psychologisch gevolg van dit spel van onze desperate vraag en het geringe resterende aanbod is, dat we als een kind zo blij zijn dat we bij het motel met de beste reviews toch nog een kamer voor bijna $200 per nacht kunnen boeken. Dat is vele malen meer dan ons gemiddeld dagbudget toelaat, maar we gaan toch voor twee nachten: we hunkeren naar een zero day, een rustdag zonder storm.
Lander schijnt ook over een Thais restaurant te beschikken en alweer smullen we van onze favoriete gerechten. Eenmaal terug in onze kleine, ietwat Spartaanse, maar wel leuk ingerichte $200-kamer, merken we dat de muren naar de belendende kamers flinterdun zijn. We kunnen de buren woordelijk verstaan. Aan de kant waar ons hoofdeinde is zitten jonge vrouwen en die kletsen er op los en zetten de TV aan om aan een film te beginnen. We gaan niet bij de dames klagen, of vragen of ze muisstil kunnen zijn. Zij kunnen er ook niets aan doen dat er geen geluidsisolatie is tussen de kamers. Wel sturen we een bericht aan de eigenaresse, dat we hier niet willen blijven. We krijgen meteen een excuus terug. Ze brengt ons maar de helft van de prijs voor de kamer in rekening en de tweede nacht is gratis te annuleren. Dat bespaart het motel een negatieve review van topreviewer Harry. Win-win situatie dus, haha. Dus geen rustdag in Lander maar (hopelijk) een uitgestelde rustdag in de volgende stopplek Dubois.

Dan volgt wederom een 100 km-plusser schuin tegen de wind in, naar Dubois. In de US spreek je dat niet op z'n Frans uit, maar gewoon zoals je het schrijft. Maar dat terzijde. Onderweg halen we Can, Sean en Tom in, die we in de kerk van Jeffrey City ontmoet hebben. We kletsen wat en maken een groepsfoto. Later zien we op de foto dat we qua kleurcompositie van andere posities hadden moeten innemen. Alleen Harry heeft zich goed gepositioneerd, natuurlijk.
De mannen vertrekken eerder dan wij en we zien ze daarna niet meer terug. Ook zij overnachten in Dubois, opnieuw in een kerkje. Wij hebben er al voor gekozen om iets van vijf kilometer vóór Dubois te stoppen bij een goede camping, waar we ook een zero day willen doen. Voordat we Dubois bereiken vergapen we ons nog aan de prachtige rode rotsformaties langs de weg.




De camping Longhorn Ranch is inderdaad van hoge klasse. We krijgen een ruime tentplek aangeboden, vlakbij een onberispelijk schoon en luxe toiletgebouw. We boeken aanvankelijk voor één nacht, altijd even afwachten hoe dat bevalt voordat je een extra nacht bijboekt. Nou het bevalt ons prima en de volgende ochtend vroeg boeken we een tweede nacht bij. Wat we dan nog niet weten, is dat de temperatuur vandaag niet boven de tien graden uit zal komen en dat de zon pas in de middag tevoorschijn zal komen en dat het nog steeds stormachtig is. De rustdag is dus vooral ook een koude dag, maar toch genieten we hier! 's Avonds gaan we nog eens ouderwets barbecuen en dat is echt heel lang geleden (Argentinië?).



En dan na drieënhalve dag Trans-Am route, komen we weer op de route van de GDMBR uit. Recapitulerend: we hebben de remote Basin overgeslagen; we hebben de vriendelijke, aimabele, 'Wild Bill' (je pistolen worden schoongemaakt terwijl je slaapt) niet weer ontmoet; we zijn niet nog een keer door Jägerbomb-city Pinedale gefietst. Jammer, maar we beseffen ons dat die route volstrekt gekkenwerk zou zijn met die storm in de afgelopen vier dagen. Dus vizier naar voren, naar Hatchet Campground in dit geval.

Eerst fietsen we nog braaf over asfalt, maar daarna slaan we af over een onverhard pad richting Brooks Lake. En die weg is bijna van onbeschrijflijke schoonheid. We nemen weer eens ongelooflijk veel foto's en zingen ondertussen wat liedjes om eventuele beren de kans te geven om ons uit de weg te aan. Hier zo in de buurt van Yellowstone is de grens dat we naast de zwarte beer ook grizzlies kunnen tegenkomen en die zijn wat agressiever.




De langare pauzes bevallen ons goed en bij Brooks Lake fietsen we naar de campground om een kop koffie te maken. Wat is het hier fantastisch mooi en even overwegen we om hier te stoppen en te kamperen. We zijn echter aardig op hoogte en het zal hier straks en ook vannacht waarschijnlijk berekoud worden. We stappen weer op en gaan verder.



Ondertussen we komen we Tour Divide racers tegen. Met de Duitse Helge en Amerikaanse Steve kletsen we even vlak voordat we de Togwotee Pass bereiken. Bij de toplicht opnieuw weer zo'n ultiem idyllisch meer. Muggen voorkomen dat we ook hier weer lang blijven plakken. Snel door. Afdalen! Nou ja, dat dachten we, maar dat valt wat tegen. We blijven nog lang op dezelfde hoogte en mogen geregeld ook weer wat omhoog, dus het schiet nog niet heel hard op. Voordeel van de trage afdaling is dat we volop kunnen genieten van het zicht op de Grand Tetons. Wat een prachtige rij bergen is dat toch.

We kamperen op Hatchet campground waar drinkwater is en naast de camping ligt een resort met een restaurant. We gaan daar uit eten met zicht op de Tetons en het eten is heerlijk, maar ook wel aardig aan de prijs. Alles in dit gebied is trouwens belachelijk duur. Acht jaar geleden zijn we een aantal dagen blijven hangen, nu gaan we er zo snel mogelijk proberen doorheen te komen.


De entree voor Grand Tetons National Park is $20 pp en daarvoor mogen we een week blijven, maar wij gaan er na een aantal uren er weer uit. Toch gek dat je als doorgaand verkeer, opeen doorgaande weg, dit bedrag moet betalen alsof je toerist bent en geen doorreizende. De weg is smal en druk met vakantiegangers. Halverwege slaan we af naar Colter Bay Village waar we wat extra boodschappen kunnen doen om vanavond wel weer zelf te kunnen koken al schrikken we ook hier wel van de prijzen in de supermarkt.

De noorduitgang van het Tetons National Park ligt dicht bij de zuidingang van Yellowstone en het blijft daardoor toch echt wel vervelend druk op de weg. Er is geen echte vluchtstrook om op te fietsen, dus we moeten goed in het spiegeltje blijven kijken of de chauffeurs voldoende rekening houden met de breedte van hun caravans, trailers, boten en dergelijke. Dicht tegen de ingang ligt de Flagg Ranch met een winkel en restaurant en ernaast een immense camping. In het winkeltje zoeken we naar wat de minst bizarre prijzen heeft en komen naar buiten met een warme choco voor Roelie, een cola voor Harry en twee stukjes snack-kaas voor op het brood dat we bij ons hebben. Dat is de lunch en daarna keren we terug weer naar die stille gravelwegen die we van de GDMBR zo goed kennen. Het eerste deel leidt door een bos dat tientallen jaren geleden door een bosbrand is afgebrand maar nog steeds niet hersteld is.


Wat een prachtige weg om te fietsen. Niets te klagen? Ah ja toch wel. Rond Grassy Lake worden belaagd door muggen en na het hoogte punt is men met de weg bezig, om die te verbeteren, maar die tijdens de werkzaamheden rot is. Het duurt maar een paar kilometer. Maar buiten dat, veel beter dan dit wordt het niet. Wat is dit heerlijk fietsen. En zo passeren we de staatsgrens tussen Wyoming en Idaho.


We gaan kamperen bij de Squirrel Creek Elk Ranch. Als we aankomen is de gastvrouw er toevallig even niet, maar vrienden van haar zitten op het terras wat te drinken. Ze vertellen ons over het ingesneeuwd zijn, aardappel boeren en hun adoratie voor de president. Trump verbindt het uit elkaar gevallen Amerikaanse volk, zeggen ze. Wij zijn er daarmee totaal oneens maar gaan niet in discussie, dat hebben we al in Mexico met elkaar afgesproken. Het gesprek blijft daardoor luchtig totdat ShaLayne, de gastvrouw, op een quad aan komt rijden met haar uit de kluiten gewassen achtjarige Duitse herder Boone. ShaLayne blijkt starnakel bezopen als ze ons hartelijk welkom heet en haar hond uitlacht omdat die zeven kleuren stront schijt omdat er ergens heel erg ver verderop onweer is. Boone wil dan niet buiten zijn. ShaLayne vertelt dat die wel een held is als het om grizzlies gaat. Onverschrokken jaagt hij die weg. Tja, onweer laat zich niet wegjagen.
Twee andere fietsers zijn er ook al en slapen in een cabin en na ons komen er nog zo'n vijf fietsers die kamperen of in een cabin gaan slapen. De plek is fantastisch mooi en we kunnen lekker warm douchen. Diner, lunch en ontbijt kunnen worden gemaakt, maar wij zien het niet helemaal zitten om iets te bestellen bij de kachellamme ShaLayne en hebben bovendien eten in de tas om te kunnen koken. We bestellen wel pannenkoeken voor in de ochtend en verwachten niet dat die bestelling ergens genoteerd staat of onthouden wordt. De verassing is dan ook groot als ShaLayne de volgende ochtend rond gaat op het terrein om te vragen wie er ook alweer pannenkoeken had besteld, want die staan klaar.


In de eerste kilometers kunnen we, als we achterom kijken, de Grand Tetons nog zien liggen. Daarna komen we terecht in het dal van de Robinson Creek waar we uiterst steil weer uit klimmen om daarna af te dalen naar het dal van de Warm River.

Vanuit dat dal kunnen we lekker geleidelijk het dal uit klimmen omdat er een route loopt over een voormalig spoorlijntje.Het dal uit is weer een geweldig mooie route. Even verderop boven aan wordt het pad af en toe even saai en is de ondergrond even wat minder fraai. De etappe wordt opgeleukt door de vele zangvogels en de bermbloemen.


Waar de route uitkomt op de snelweg is een winkeltje gevestigd. Buiten hangt een bord dat er buien niet gegeten en gedronken mag worden en er staan ook geen bankjes of stoeltjes. We hebben wel zin in een pauze en nemen dan maar een kijkje in het restaurant naast het winkeltje. Het ziet er gezellig uit en we bestellen er een caesar salade en bord friet. Daarna hebben we geen zin meer om te fietsen. We besluiten om de route die naar Big Spring loopt af te snijden en direct via de highway naar Island Park te fietsen. De wind blaast ons er naar toe. Bij Island Park ligt het Sawtelle Mountain Resort met tentplekken, douche en wasmachines. Op loopafstand ligt er supermarkt war we alles kunnen kopen voor een lekker avondmaaltijd. Het is ng vroeg in de middag ls we er aankomen en genieten van een vrije halve middag.


Tjonge jonge wat een onzinnig grote caravan

Via een leuk doubletrack fietsen we richting Henry Lake. We moeten wel even om een poort die ATV's tegenhoudt, maar fietsers niet. Bij Henry Lake houdt het bos op en rijden we de vlakte in met weilanden. Aan het eind van het meer ligt een camping die al van ver is te zien door de verzameling grote RV's. Er is waarschijnlijk geen plek meer vrij, wat we wel een beetje raar vinden aangezien er op de camping waar wij vannacht stonden nog heel wat vrije plekken waren. Wij kopen een mega-cornetto-ijsje in de kampwinkel die gerust door kan gaan als second-breakfast. Energie genoeg om een klein stukje te klimmen en zo Red Rock Pass, tevens een continental divide te bereiken.



De grens hier tussen Idaho en Montana volgt de continental divide. Met het bereiken van de pas bereiken we dus ook het eind van deze blog. Montana wacht. Een staat dat tien keer groter is dan Nederland, dus genoeg voor een volgende blog.