Bolivia 1: Villazon - Uyuni

Gepubliceerd op 14 maart 2024 om 22:44

Bolivia wordt het 46e land dat we met de fiets zullen doorkruisen. Harry is er nog nooit geweest, Roelie wel, in 2006, reizend zoals alle backpackers hier: met de bus. Ze herinnert zich de veel te lange nachtritten tussen de toeristische hoogtepunten, de kou, de problemen met de hoogte, de niet zo smaakvolle keuken, maar vooral ook de bizarre schoonheid van het land. We verheugen ons om een nieuw land in te fietsen, ook al weten we dat het regenseizoen nog niet voorbij is. Door de vele regen van de afgelopen weken zijn de onverharde wegen slecht en de immense zoutvlakte Salar de Uyuni is nu niet met de fiets over te steken. 

 

De eerste meters in Bolivia

 

Vanwege de regen, blijven we nog een dagje extra in het ietwat rauwe plaatsje La Quiaca aan de Argentijnse kant van de grens. We hebben ook nog best wel wat Argentijnse pesos, waarvan we verwachten dat we daar niet de beste wisselprijs voor zullen krijgen, dus het kan geen kwaad om die zoveel mogelijk, nuttig, uit te geven. Alleen lukt dat niet zo goed: ons hostel is goedkoop en het leven kost hier geen drol. Maar daarna is het eindelijk zover: na twee maanden zeggen we adiós tegen Argentina en fietsen we naar de grens die iets van 500 meter verderop ligt. De geplande 'etappe' is niet lang, want in Villazon, het stadje aan de Boliviaanse kant van de grens, willen we vandaag overnachten. In Villazon moeten we de gebruikelijke dingen regelen als je een nieuw land binnenfietst: geld, telefonie en data. We hebben geen haast en zijn eigenlijk nog net wat te vroeg hier gezien het regenseizoen (tot en met maart).

 

De grensdoorgang wordt gevormd door een brug over de rivier Rio de la Quiaca. Niet voor de eerste keer bij een grensovergang fietsen we te ver door. We worden vriendelijk teruggestuurd om ons eerst bij de Argentijnse en daarna Boliviaanse douane te melden. Met de fiets aan de hand, sluiten we in een korte rij aan. Met enige regelmaat kruipen dametjes in traditionele kleding nogal brutaal-stoïcijns voor. Het wordt min of meer gedoogd door de douaniers en wij laten het allemaal ook maar gebeuren, zoals gezegd: we hebben de tijd, vooral vandaag. Het bestuderen van het paspoort van Harry neemt twee keer zoveel tijd in beslag als bij het loket waar Roelie zich meldt, maar we kunnen toch tien meter verderop achter elkaar aansluiten bij de Boliviaanse douane, die vreemd genoeg, een kantoortje heeft op Argentijns grondgebied. De douanier laat aan Roelie weten dat hij even weg moet en zo terug is. Dat "zo terug" is uiteindelijk een half uur later en achter ons groeit de rij gestaag. Er zitten nog meer douaniers in het kantoortje, waaronder iemand bij het bordje el jefe (de baas), maar die geven allen niet thuis.

 

Terwijl we wachten zien we een paar meter boven ons vele tientallen mannen en vrouwen met handkarren heen en weer rennen over een smalle corridor. Blijkbaar worden er vrachtwagens aan de Argentijnse kant gelost met goederen voor Bolivia. Ze rennen zich allemaal de longen uit hun lijf dus we denken dat ze per lading betaald worden. 

 

De douanier keert uiteindelijk terug en handelt de formaliteiten snel af. We krijgen geen stempel in ons paspoort (gelukkig maar, want onze paspoorten beginnen aardig vol te raken), maar een papiertje dat we mogelijk weer nodig zullen hebben als we het land verlaten: niet verliezen dus. En dan fietsen we Villazon/Bolivia binnen. Meteen zien we dat we op meerdere plekken geld kunnen wisselen. Roelie informeert bij een drietal hoeveel Boliviaanse bolivianos (BOB) we krijgen voor onze Argentijnse pesos. De hoogste bieder krijgt de stapel biljetten wat we nog hebben. De boliviano staat een stuk sterker dan de peso dus we krijgen veel minder papier terug. Scheelt weer een halve kilo!

 

Villazon is een typisch grensstadje, twee keer zo groot als La Quiaca, maar net zo rauw. Dat verbaast ons niets, maar toch valt het ons best wel mee. Al snel zien we een groot standbeeld van Simon Bolivar, de stichter en naamgever van het land. We fietsen door richting een officieel kantoor van Entel, de staatsprovider voor mobiele telefonie en data. Entel heeft de grootste dekking in het land, ook buiten de steden maar nog voornamelijk via 3G. Er zijn ook een aantal commerciële providers, zoals Tigo, die in de steden sneller internet via 4G zouden bieden, maar het buiten de steden laten afweten. We hebben al eerder besloten dat we onze kansen spreiden: Harry pakt Tigo en Roelie Entel. 

Een sim-kaartje van Tigo is snel gescoord; het lijkt wel of je het in elk winkeltje kunt kopen. Een handig dametje helpt ons het kaartje te installeren en Harry aan te melden. Later moet het kaartje dan nog wel opgewaardeerd worden. Op de weg naar het officiële Entel-kantoor horen we iemand roepen, maar we reageren pas als we "Harry! Roelie!" horen. Het is Philipe, de Fransman waar we een kleine week geleden een dag mee samen opgefietst zijn. Philipe staat bij een winkeltje die ook Entel simkaartjes verkoopt en binnen de winkel zit Edu, de fietsende Spanjaard die we later die week hebben ontmoet. Wat leuk!! 

 

Maar helaas, Philipe en Edu staan klaar om verder te fietsen, terwijl wij een nachtje in Villazon willen blijven. Je weet wel: geld, telefonie en data. Philipe vertelt dat geld heel eenvoudig is: hij heeft vandaag 3000 BOBjes gepind, iets van €400, gewoon bij een ATM. Echt waar? Dat is na twee maanden Argentijns gelddrama bijna niet te geloven. Philipe neemt ons mee naar de bewuste ATM, die ons... helaas niets wilt uitkeren. Later, in Tupiza, komen we erachter dat deze grote bank, de Banco Union, helaas alleen geld uitgeeft aan Visa kaarthouders en niet aan Mastercard of Maestro, die wij hebben. Gelukkig is even verderop nog een ATM en die 'geeft' ons 2000 BOBjes. De bank in kwestie rekent geen extra kosten, maar onze eigen 'fijne' ASN bank brengt ons inmiddels per transactie maar liefst € 6,75 in rekening. In 2018 was dat nog twee euro (volgens de ASN iets van toenemende kosten, terwijl de winsten van dezelfde bank de pan uitrijzen). Gelukkig hebben we nog een bankkaart van Revolut, een digitale bank uit Litouwen en die net zo veilig maar een stuk klantvriendelijker is. Hoe dan ook; het is fijn om weer gewoon geld te pinnen in plaats van geld naar onszelf over te maken via Western Union en dan in een lange rij afwachten of we het wel kunnen ophalen.

 

We gaan naar hetzelfde hostel als waar Philipe en Edu hebben gezeten en staan even later wat verwonderd te kijken naar de douchekop. We zetten 'm op alle drie mogelijke standen maar er komt geen warm water uit. Roelie speurt internet af en komt veel informatie tegen over de elektrische douchekop wat het blijkt te zijn. In de douchekop zou water warm gemaakt moeten worden en de truc is om de kraan niet te ver open te draaien, want dan redt die het niet. Het lukt ons dan nog steeds niet om warm water te krijgen. Roelie zoekt nog wat verder. Dit ding wordt een 'suicide shower' genoemd en het advies luidt om er erg voorzichtig mee te zijn en de douchekop niet aan te raken en eigenlijk ook niet de knop voor de watertoevoer oftewel om er gewoon niet mee te douchen. Harry doucht vervolgens maar koud en Roelie poedelt zich een beetje laf met een vezeldoekje aan de wastafel.

 

We nemen een heerlijke, ietwat late lunch in het restaurant dat hoort bij het hostel. We kiezen allebei voor een traditioneel gerecht (niet dat er iets anders te kiezen valt) en dat bevalt ons beide prima. Daarna gaan we naar het officiële kantoor van Entel voor een simkaart voor Roelie en waarderen we het Tigo-simkaartje van Harry op. Dat gaat lekker soepel. Fijn dat we binnen no time alles geregeld hebben en we slenteren de rest van de middag door het stadje. Het valt op dat er geen supermarkten en heel weinig minimarktjes zijn. Daarentegen wel weer heel veel kioskjes maar die zijn nog een stuk kleiner dan in Argentinië. Ook ontbreken de groente- en fruitwinkeltjes. Alleen op de markt, de mercado, die dagelijks in de markthal staat, zijn die te vinden. Dat beeld zullen we in alle Boliviaanse stadjes zien. Ons hostel heeft geen keuken, dus we hoeven niets te kopen om te koken. Geen straf aangezien de lunch goedkoop en lekker was, eten we 's avonds weer bij ons hostel. Het restaurant gaat dicht om 20:30 uur, een tijdstip waarop in Argentinië de restaurants pas open gaan. Het ontbijt de volgende ochtend is inbegrepen en verrassend uitgebreid met broodjes, ei, ham, kaas, fruit, koffie en een sapje. Een prima kennismaking met Bolivia en een goede start voor de best wel lange etappe van vandaag. 

 

Vlak buiten het dorp jaagt een chauffeur van een grote touringbus ons de stuipen op het lijf door, volledig onnodig, op volle snelheid rakelings langs ons te scheuren en ondertussen de toeter en een sirene in te drukken. Wat een ongelooflijke klootzak. Gelukkig blijkt hij de uitzondering te zijn en zijn alle andere chauffeurs die ons daarna passeren wel normaal en hoffelijk. 

 

Creatief met autobanden

We blijven lang op ongeveer dezelfde hoogte (ca. 3500 meter) fietsen. Daarna volgt een heerlijke afdaling, waarbij we al snel in de remmen knijpen om een bord spaghetti te nuttigen bij een soort van wegrestaurant met diverse kraampjes. We rekenen af voor minder dan een euro. Daarna suizen we verder naar beneden maar de laatste 30 kilometers zijn weer best pittig, met nog een boel hoogtemeters, maar ook heel mooi. De etappe eindigt na 90 kilometer in het stadje Tupiza. Roelie heeft op haar mobiel een tip lijst en ooit is op dat lijstje terecht gekomen dat dit een leuk stadje is en we er best een paar dagen kunnen blijven hangen.

 

We checken in bij een hostel waar vanuit ook tours worden georganiseerd naar de laguna's en zoutvlakte. We vragen om informatie en melden ons aan om voor een vierdaagse tour met een jeep die op maandag vertrekt. Het is pas vrijdag en dat geeft ons de tijd om het stadje en de omgeving te verkennen. Is het de moeite waard?

 

De dag erop wandelen we via een rivierbedding tussen de bizarre rotsformaties net buiten het dorp. Het plan is om een ronde te wandelen van 15 km en op het laatste deel de highlight aan te doen die indrukwekkende namen dragen als Cañon del Inca, Valle de los Machos en Puerta del Diablo.

 

En dat loopt niet goed af want na 3,5 kilometer stuiten we op een drie meter hoge dam. We voelen ons niet senang om erop te klauteren en vragen ons af wat er dan verderop nog te wachten staat. Dus we keren om.

 

Aan de zuidzijde van het dorp wandelen we dan opnieuw naar het westen om de genoemde hightlights, ook door een droge rivierbedding, van de andere kant te benaderen.

 

Puerta del Diablo

Valle de los Machos

Cañon del Inca

Als we, door dezelfde rivierbedding, terug wandelen horen we eerst muziek en zien later waar het vandaan komt: een rijtje meisjes staat te dansen voor een groepje filmende mensen bij een oude bus en pickup-truck. Het ziet er leuk uit, ook al is het dansje erg simpel.

 

We vervolgen onze weg door het losse grind en zijn uiteindelijk blij dat we Tupiza bereiken. De teller staat inmiddels op 14 kilometer en Harry heeft op het laatst zichtbaar moeite om de hier ietwat hoge stoepranden nog te bedwingen. De zondag doen we heel weinig aangezien we flink spierpijn hebben van de wandeling. Bovendien is het 's middags al vroeg gaan regenen en blijft het de rest van de middag en avond flink doorregenen.

 

Op de vroege maandagochtend wandelen we nog snel even naar de ATM om de tour te kunnen betalen. Het centrum ligt aan de andere kant van de Rio Tupiza. De afgelopen dagen stroomde er, in de brede bedding van de rivier, alleen water in een paar smalle geultjes. We steken de brug over en zien dat wildstromend water de gehele bedding heeft ingenomen. Zo zeg, wat moet het veel geregend hebben in de bergen om ons heen. We zijn benieuwd wat dit betekent voor de tour, aangezien in het programma al stond dat een aantal onderdelen afhankelijk zijn van goed weer, c.q. droge omstandigheden. Maar goed, terug naar het geld. Inmiddels is dus bij ons bekend dat we bij Bank Union geen geld kunnen krijgen maar bij Banco FIE wel, die accepteert Maestro. Dat hebben Romi en Joram gisteren uitgevonden, twee Nederlanders die bij ons in de tourgroep zitten. Bij het ontbijt komen Romi en Joram een bekende tegen: Max, ook een Nederlander. Ze hebben hem ontmoet bij een motorverhuur in Salta en Max sluit nu ook aan bij de tour. Een busje vol Nederlanders dus. Een tweede jeep neemt vier Fransen mee en de twee jeeps blijven deze vier dagen steeds bij elkaar in de buurt.

 

De eerste tourdag start in de wolken en glibberen we over een smalle bergweg hoger en hoger de bergen in waar we vrij weinig van kunnen zien. Chauffeur Julio laat ons op een weggetje even uitstappen voor een eerste groepsfotootje. Andere stops op deze eerste lange dag in de jeep zijn een weide met lama's, die schuw wegrennen (behalve een poepende in de beek), en de ruïnes van mijnstad San Antoinio de Lipez, dat in de brochure een kleine versie van Macchu Picchu wordt genoemd. De stad schijnt in zijn hoogtijdagen 150.000 inwoners te hebben gehad (wat ons sterk lijkt) en zou zijn verlaten na de uitbraak van een epidemie. Of zoiets. Of iets anders: de legende vertelt ons dat de inwoners hun pact with the devil niet zijn nagekomen, waarna het daar flink is gaan spoken met uiteindelijk het vertrek van iedereen. Inmiddels denken we iets te begrijpen van Spaanse uitleg, maar misschien zitten we er helemaal naast.

 

Tussen deze "excursies" door komen we vast te zitten in de modder. Allemaal eruit om de auto wat lichter te maken, modder scheppen en stenen leggen in het spoor en we kunnen na een kwartiertje weer verder.

 

Ik zie een ster. Julio heeft eerder een steen 'aangereden' en heeft nu een grote ster in z'n voorruit. Later blijkt dat hij bij de benzinepomp geen brandstof krijgt zolang de ruit niet gerepareerd is.

 

Aan het dashboard hangt een device waar we mee mogen contacten zodat we eigen muziek kunnen afspelen. Romi maakt dankbaar gebruik van deze optie en speelt haar favoriete liedje Texas Hold van Beyonce af, gevolgd door Europapa, de songfestival inzending van Joost Klein. Vooral Europapa wordt nog vele keren herhaalt en meegezongen en zit na afloop van deze vier dagen niet alleen in ons hoofd, maar ook in die van Julio.

 

De weg is volgens Julio erg slecht en het kost veel meer tijd dan normaal. Zo tegen zessen merken we dat hij extra gas begint te geven waar hij eerder behoedzaam afremde en terugschakelde voor elke kuil. Om één minuut voor zeven komen we bij een kantoor waar we een entreekaart moeten kopen voor het National Park Eduardo Avarua waarna we terug plaatsnemen in de auto. De beambte staat vervolgens bij de slagboom naast een bord waarop staat dat het park geopend is van 7 tot 19 uur. Het is even na 19 uur en de beambte sluit achter ons de slagboom. We hebben een vermoeden waarom Julio de snelheid wat opvoerde. Er is namelijk ook verder helemaal niets aan dorpjes en voorzieningen, zelfs nauwelijks beschutting. Eén ding is zeker, dit hadden we echt nooit kunnen fietsen. 

 

Julio zet ons even later -het is inmiddels donker- na een hele lange dag in de jeep af bij een sober hostel in het dorpje Quetena Chico. Er zijn twee ruimtes met ieder zes bedden, een kamer voor los Holandeses en eentje voor los Frances. De kamer heeft geen raam, een onafgewerkte betonnen vloer, op gang zijn twee wc-tjes, er is geen douche en in de avond is er tijdelijk elektriciteit. Julio haalt verschillende tassen en dozen uit de auto en gaat zelf in de keuken aan de slag om ons even later een lekker diner voor te kunnen schotelen.

 

Het gehucht ligt aan de voet van de Uturunca, een berg van net iets meer dan 6000 meter hoog. Voor zo'n reus van een berg is die relatief eenvoudig te beklimmen, onze motorvrienden Karin en Dave hebben het een week of twee terug gedaan. Wij hebben daar de gelegenheid niet voor en laten 'm feitelijk en figuurlijk links van ons liggen als we de volgende ochtend een eindje de weg op wandelen terwijl Julio de auto inpakt voor een nieuwe dag.

 

De tweede dag van de tour is allemaal in het National Park. We gaan naar verschillende meren, hotsprings, laguna's en woestijnen. Wat een prachtig stukje van de wereld is dit!

Lago Helionda

... met enkele flamingo's

Op de eerste groepsfoto in de mist had Julio onze voeten gemist, waardoor we wat twijfels hadden of hij naast reeds aangetoonde kwaliteiten als chauffeur en kok ook talent heeft als fotograaf. We zijn dan ook verrast als hij ons vraagt tegelijk te springen en dat op de foto iedereen in de lucht hangt. Knap gedaan, Julio!

Het bad van 25 graden van Termas de Polques. De andere ernaast is 38 graden. Na 30 minuten is het beter om eruit te gaan omdat de mineralen anders iets naars doen met je huid. Na minder dan 30 minuten gaan wij er sowieso uit omdat er een lange karavaan stopt met iets van 12 jeeps vol met luidruchtige Koreanen.

Dali desert

Laguna Blanca waar we een Braziliaanse fietser tegengekomen. Stoere vent. Wij zagen het niet zitten om 2000 m te klimmen om hier te komen en dan onzeker te zijn over de conditie van de wegen in het regenseizoen. Hij vertelt dat hij is gaan liften van om hier te komen. Het ziet er hier heel droog uit. Dat komt vast goed!

Lunch met het bord op schoot. Vaak geoefend thuis voor de tv, maar toch nog moeilijk, he Harry? Julio is 's ochtends een uurtje eerder dan wij opgestaan om de lunch met pasta, een saus, omelet en gegrilde groenten klaar te maken. Eerder was hij als kok mee op tours en dat is te proeven. Opnieuw heerlijk, gezond en veel!

Laguna Verde

Laguna Colorada

... met heel veel flamingo's 

De tweede nacht slapen we iets minder primitief aan de Laguna Colorada en het voelt aan als een enorme upgrade. We hebben wel weer een slaapzaal voor z'n allen maar er liggen tegels op de grond, het is kleurig en 's nachts is er bij de gezamenlijke wc's een lampje dat af en toe brandt. Opladen kan alleen tussen 19 en 21 uur en als de lampen uit zijn, is buiten de melkweg nog beter te zien. Er is een optie om te douchen maar dan wel meteen en tegen betaling. Wij voelen ons nog fris genoeg door het thermale bad van eerder en wassen ons de volgende ochtend aan een kraantje.

 

De derde tourdag staan we opnieuw vroeg op en lopen we opnieuw eerst een eindje omdat Julio meer tijd nodig heeft om de 's ochtends vroeg gekookte lunch in te pakken en de om de auto startklaar te maken. In de ochtend doen we weer veel bijzondere plekken aan zoals de "Arbol de pierda" (stenen boom), de Sololi dessert en een aantal laguna's.  

 

Arbol de piedra

Laguna Khara

"En nu een stoere pose", zei Julio in het Spaans

geisers "Sol de Mañana" 

Vicuñas, een beschermde diersoort (weinig vlees, zegt Julio)

Laguna Chulluncani

Laguna Negra zoals Julio de plek noemt (volgens MapOut Laguna Turquin, what's in a name)

Bij de Laguna Negra komen we op een hagelnieuwe asfaltweg terecht die naar een grensovergang met Chili voert. Er is bijna geen verkeer op deze weg met uitzondering van bouwverkeer. De weg wordt geasfalteerd en is nog lang niet klaar. We verruilen asfalt voor gravel en andersom terwijl we slingeren tussen grove stenen zoals die bij Laguna Negra. Een bijzonder landschap en even voor de stad Alota vinden de gidsen van de Franse en Hollandse wagen een lunchplek aan de rivier. Er wordt een kleedje tussen de ganzenpoep neergelegd en Julio zet weer een puike lunch op tafel, nee op kleed, met een soort van nasi, tonijn, salade en aardappeltaart. Na de lunch is het een eind rijden naar Uyuni voor een volgende stop en de minst interessante: cementario de trenes, oftewel een hoop oude meuk.

 

Na een kort bezoek volgt een kort bezoek aan het centrum van Uyuni en daarna rijden we nog een eind verder naar het noorden. Zodoende komen we op een weg die we later op de fiets gaan doen. We zijn nog maar net vertrokken en zien een fietser. Het is Edu (alweer). We krijgen helaas de raampjes niet snel genoeg open voor een aanmoediging. Het is geen leuke weg. Het is recht en saai en na zo'n 25 kilometer slaan we af naar een hostel. Deze is weer leuker dan de vorige. Het hostel is van zout gemaakt, de tafel en het bed ook (waar overigens een lekker dik matras op ligt). De groepskamer heeft te weinig bedden voor ons vijven en daarom moeten we ons splitsen. Romi en Joram duiken de kamer met raam in en voor ons resteert een kamer zonder raam. Max moet vervolgens kiezen: bij mensen, die zo oud zijn als zijn ouders, of bij zijn (net iets oudere) leeftijdsgenoten. Hij kiest voor Romi en Joram in de kamer met een raam. We zijn natuurlijk zwaar gepikeerd maar vinden het niet vervelend om daardoor op een kamer voor ons alleen te slapen. Integendeel.

 

We krijgen de vraag of we laarzen willen huren. Aangezien het verhaal is dat de Salar vol water staat, lijkt het ons een domme vraag, maar goed we vinden allemaal passende (ja ze hebben zelfs maatje 46 voor Joram, des te opvallend omdat de gemiddelde man hier hooguit maatje 38 lijkt te hebben) laarzen en vertrekken weer met de auto en rijden de zoutvlakte op ter hoogte van het dorpje Colchani waar ons hostel dicht bij ligt. Met zo'n 50 andere jeeps staan we op zo'n halve kilometer het meer op en worden we in de gelegenheid gesteld om foto's te maken en de zonsondergang af te wachten. Niet de hele vlakte staat overigens onder water. Het duurt nog iets van drie kwartier voordat de zon ondergaat en om eerlijk te zeggen vervelen we ons een beetje. De zonsondergang is mooi, maar niet mooier dan aan zee.

 

De volgende dag, om 5 uur 's ochtends mogen we opnieuw in de auto naar de zoutvlakte voor de zonsopgang. Joram en Romi blijven achter om een afscheidsceremonie via een lifestream te kunnen bijwonen. Julio zoekt samen met twee andere gidsen naar de beste plek voor nieuwe fotosessies en dat is in dit geval een plek met uitgerekend veel water. Water geeft een veel mooiere weerspiegeling voor de foto's. Tegen onze verwachtingen in blijft de zoektocht naar water dit keer zonder resultaat.

 

Het is een stuk minder druk op het meer dan gisteravond met de zonsondergang. Blijkbaar minder populair onder de dagjesmensen vanuit Uyuni. Het is zo vroeg in de ochtend ook best guur. Er staat een straf windje en die laarzen bieden niet zo heel veel isolatie. Het lijkt wel een ijsvloer of een sneeuwveld waar we op staan, maar het is toch echt gewoon zout. Nou ja, zo gewoon is het niet. Op een aantal plekken rond de auto zien we wakken. Wij dachten op een compacte laag zout te staan, maar Julio legt uit dat dat niet zo is. Boven de bodem ligt een meer en op dat meer drijft een laag zout. Je kunt er dus in zakken en opeens voelen we ons een stuk minder veilig staan. Alweer staan we ons ietwat te vervelen tot het moment van de zonsopgang, die zich grotendeels achter een wolkendek voltrekt.

 

Na deze niet zo indrukwekkende zonsopgang rijden we naar het Dakar monument. In 2014, 2015 en 2016 is de rally hier langsgekomen. Voor motorrijders schijnt dit monument een must-see te zijn, voor ons heeft het niet zoveel om het lijf. Het liedje Europapa zit nog steeds in Harry's hoofd en naast de 'I ❤️...' teksten wordt onze connectie met Nederland/Europa voor enkele dagen aan het Boliviaanse zout toevertrouwd.

 

Bij het Hotel de Sal op de zoutvlakte, vlakbij het Dakar-monument, staan vele tientallen vlaggen te wapperen. Opvallend dat een boel vlaggen uit Zuid-Korea komen. Mogelijk dat elke Koreaanse toerist een vlag bij zich heeft voor dit soort gelegenheden. Waarschijnlijker is dat deze optie al voor het vertrek uit Korea in het tourprogramma staat vermeld. De (enige) Nederlandse vlag is snel gevonden en zo te zien staat hij hier al een tijdje te wapperen. Geen tourprogramma vanuit Nederland dat het meenemen van een nieuwe vlag voorschrijft? Misschien wel maar zijn wij te koppig om dat te doen.

 

Het Hotel de Sal is niet meer in bedrijf als hotel, maar wel als ontbijtlocatie voor toeristen van de vele verschillende tours. Na het ontbijt rijden we nog wat verder de zoutvlakte op voor de traditionele perspectief-fotoshoot. Zie onder de resultaten. 

 

Niet alle foto's en video's slagen evengoed. Bij de brocolliboom is de broccoli onscherp en staat Harry volledig achter de stronk. De video met een pot Nescafe, waar we in en uit de pot kruipen, blijkt een erg lang project en het resultaat is allerbelabberdst maar we hebben er wel heel veel lol bij.

De tijd vliegt en tegen het middaguur keren we terug naar het hostel voor een vroege lunch. Na de lunch brengt Julio ons naar Uyuni. Joram, Romi en Max wilden eerst in Uyuni blijven, maar ze zijn nog steeds niet over hun eerste negatieve indruk van gisteren over het stadje heen. Uyuni is inderdaad op het eerste gezicht een chaotische verzameling van onafgebouwde en/of onafgewerkte gebouwen temidden van veel stof, waterplassen en modder. We hebben in Argentinië een paar stadjes 'rauw' genoemd maar tegen de Boliviaanse stadjes afgezet waren die heel netjes. Ons lijkt Uyuni wel de moeite waard om er even te blijven als we op de fiets vanuit Tupiza hier terugkeren. Onze tourvrienden laten zich afzetten bij het busstation en willen direct verder reizen via Potosí naar hoofdstad Sucre. We nemen hartelijk afscheid en delen foto's en Insta-accounts uit.

 

Dan resteert voor ons de terugtocht over de RN21 naar Tupiza. Die weg ziet er aanvankelijk oersaai uit maar heeft een goede geasfalteerde shoulder. Niet dat we die veel hoeven te gebruiken want er is nauwelijks verkeer. Na zo'n 50 kilometer wordt de weg toch mooi. Volgens Google duurt de rit van iets van 190 kilometer met de auto drie uur. Uit ervaring weten we dat één uur met de auto, één dag met de fiets is. We letten tijdens de rit goed op: waar zijn winkeltjes, waar kunnen we wildkamperen? Ergens halverwege stopt Julio voor een pauze en verdwijnt in een kleine tienda. Wij volgen even later en zien hem aan een biertje zitten. We halen ook een blikje bier en gaan bij hem zitten. Even later arriveert een vriend van Julio van een andere touroperator en die bestelt ook een biertje. Na ons biertje gaan wij weer in de auto zitten, die zich inmiddels gevuld heeft met vele tientallen vliegen. Julio komt pas na een half uur aankakken, volgens Harry niet meer zo fris als een uur eerder. Toch weet hij ons veilig naar Tupiza te loodsen ondanks dat hij verwoede pogingen onderneemt om de vliegen dood of uit de auto te krijgen. Ondertussen kijken wij elkaar af en toe aan: dit gaat een loeizware onderneming worden als we deze route terug zullen fietsen! Maar het is ook heel mooi!

 

In Tupiza keren we terug bij het hostel van waaruit we vier dagen geleden zijn vertrokken. Er is een grote groep mannen uit Peru aangekomen en ondanks onze reservering zijn daardoor alle kamers bezet. In het privé-gedeelte van de eigenaars-familie krijgen we een kleine kamer zonder ramen aangewezen. De eigenaresse drukt ons op het hart dat het maar voor één nacht is. Als we langer willen blijven, mogen we naar een betere kamer verhuizen. Dat willen we wel, want we zijn een beetje moe en moeten de kleren met zoutvlekken schoon krijgen. Achteraf blijkt dat voor dit klote kamertje dezelfde prijs in rekening wordt gebracht als voor de normale, grotere kamers met ramen. Ondanks ons aanvankelijk voornemen om hiertegen protest aan te tekenen, doen we dat uiteindelijk bij vertrek niet. Het hostel is te fijn, goedkoop, schoon en de familie die het beheert te vriendelijk (en ons klaag-Spaans te belabberd). 

 

We blijven nog drie nachten en kijken met onze laptop naar het WK sprint en WK allround schaatsen en bereiden ons voor op wat komen staat. Inmiddels hebben we hier onze weg gevonden door de voor Boliviaanse stadjes zo typerende mercado: een chaotische overdekte markt met vele tientallen kraampjes met fruit, groente en vlees en een boel mensen en een boel honden. Onze lunch komt meestal hier vandaan en we proberen onder andere humintas en tamales uit. Best lekker en voedzaam!

 

Huminta heeft een vulling van deeg, anijs en kaas en wordt als pakketje gevouwen en gekookt in maisbladeren. De tamales was al op voordat we een foto hadden gemaakt en is een deegbolletje met erin een beetje kruidig vlees ook weer verpakt in maïsbladeren, een soort van broodje babao maar dan anders.

 

De honden op de markt lijken precies te weten welke slager wanneer aan het uitbenen is.

Maandagochtend wandelen we eerst naar de inmiddels bekende markt en kioskjes om in te slaan voor de fietstocht naar Uyuni. Rond 11 uur is uitchecktijd en springen we eindelijk weer op de fiets om een korte etappe met relatief veel hoogtemeters te doen.

 

Heel veel tuktuks in en net buiten Tupiza; het moeten er honderden zijn.

Na 25 kilometer fietsen komen we in het dorp Salo waar we bij een restaurant een aardige lunch willen scoren. Het restaurantje heeft alleen nog soep voor ons en terwijl we die naar binnen slurpen, roept een kindje om z'n moeder omdat hij moet poepen. Zij, die ons de soep heeft opgeschept, roept terug dat die dan naar de baño moet gaan. Klinkt ons logisch in de oren. Kort daarna dwaalt de peuter rond met z'n broek op de enkels en vieze billetjes. Er loopt ook een peuterversie van een lama rond met een ernstig huidprobleem, die ons kort gedag zegt en daarna probeert uit een laatje een plastic zak op te eten. Ons soepje smaakt verder wel prima. We kopen nog 6 liter water en starten dan de zware klim achter dit dorp waarvan we een klein deel vandaag doen en de rest morgen.

 

Vreemd personeel in de keuken van onze lunchplek. Deze kan waarschijnlijk, zonder gebruik van water, de afwas doen.

 

We passeren eerst een tolstation waar een paar vrouwtjes ietwat verveeld op de stoep zitten te wachten tot er weer eindelijk een auto komt waaraan ze hun producten kunnen slijten. Ze kijken ons ietwat glimlachend aan; ze zullen ons wel voor gek verklaren. Na dit tolstation begint het echte werk en neemt het hellingspercentage toe tot 10%. Op deze hoogte tikken die extra hard aan, maar we weten dat het morgen nog zwaarder zal zijn. Alles wat we nu klimmen, hoeven we morgen niet meer te doen. 

 

We hebben onze zinnen gezet op een wildkampeerplek, die op de reizigers-app iOverlander staat. iOverlander is zo’n beetje de laatste app die nog volledig gevoed wordt door reizigers, en alleen vrijwilligers heeft om te moderaten en (dus) niet commercieel uitgebuit wordt. Sinds een jaar of wat plaatst iOverlander een disclaimer bij dit soort locaties: dat ze niet kan garanderen of het toegestaan, veilig en vertrouwd is. Dit nadat zowel een reiziger als ook de autoriteiten de app hadden aangeklaagd. Enfin, wij kruipen hoger en hoger naar die plek toe. De plek zit vol met cactussen en -nog gemener- kleine struikjes met akelige doorns. Belangrijker is dat het een soort plateau is dat redelijk vlak is. Nog belangrijker is, dat het uit het zicht van de weg ligt, dankzij een grondwal. Het mooiste echter is het uitzicht: wauw! Dat uitzicht biedt ons overigens ook een mooie blik op de donkere wolken om ons heen, waaruit met regelmatig een flits verschijnt. Snel het tentje opzetten dus. Het is even passen en meten met die cactussen, waar je de tent niet tegenaan wil laten schuren en bij een nachtelijk plasje niet tegenaan wil lopen. De kleine vervaarlijke doornstruikjes worden met de zaag van ons zakmes chirurgisch verwijderd. Als het tentje staat gaan we er eens rustig voor zitten, eten we een stokbroodje kaas en kruipen we als het donker wordt en de wind nog eens aantrekt snel naar binnen voor een lange nachtrust. Net voor we in slaap vallen, horen we het op de tent druppelen, maar een echte bui blijft uit. Heel sporadisch horen we aan de andere kant van de grondwal een (vracht-)auto naar boven zwoegen of afremmend op de motor naar beneden ronken.

 

Elf uur later, om zes uur, worden we wakker. Wat hebben we heerlijk geslapen! Harry had zich gisteravond flink aangekleed omdat het onze verwachting was dat het een koude nacht zou gaan worden op deze hoogte van ruim 3500 meter. Normaal is Roelie de koukleum van ons tweeën, maar 's nachts in het tentje zijn de rollen altijd omgedraaid. Harry voorziet zichzelf van een merino legging, merino sokken en een merino truitje. Na een tijdje heeft hij alles weer uitgetrokken: het was een aangename nacht en zeker niet koud. We warmen water voor koffie en een noodle-soep, dat eigenlijk ons avondeten zou zijn. Als het tentje ingepakt is, kunnen we beginnen aan een etappe die we waarschijnlijk nooit meer zullen vergeten.

 

Vanaf de kampeerplek gaan we in een ruk bijna 700 meter omhoog naar de eerste top op 4190 meter hoogte. Het hellingpercentage schommelt tussen de minimaal zeven en maximaal elf procent. Na 500 meter fietsen moeten we al voor het eerst naar adem happend stoppen. Na een paar kilometer zijn de benen al verzuurd door het gebrek aan zuurstof. De eerste zes kilometer zouden bruut zijn, en zijn het ook, maar het blijft daarna maar doorgaan.

 

Gedurende de hele dag eten we met moeite ieder één koekje en samen twee kleine appeltjes: het enige signaal dat onze maag aflevert is dat die nergens trek in heeft. Heel raar, want we verbranden ieder naar schatting zeker drie tot vierduizend calorieën.

 

Klimmen, klimmen, klimmen...

Na de eerste top van 4.190 meter volgen er nog twee van dezelfde hoogte. Daartussen mogen we telkens 100 meter afdalen; pfff. De in dit soort situaties normaal gebruikte uitroep "gratis hoogtemeters" blijft nu achterwege. We zetten door, maar zien ook enorm af. We bespreken op een gegeven moment andere opties zoals terugkeren (dalen) naar Tupiza of verder liften naar Atocha of zelfs Uyuni. De eerste optie wordt afgewezen, daar zullen we spijt van blijven houden. De tweede optie laten we even voor wat het is; we willen eerst het letterlijke hoogtepunt van de dag, de vierde top op 4.240 meter hoogte, bedwingen. Zo hoog zijn we op de fiets nog nooit geweest. Een ander optie om extra water in te slaan en ergens eerst nog een nachtje extra te gaan wildkamperen, vervliegt als het winkeltje voor meer water bij een paar mijnen dicht blijkt te zijn. We zullen doorgaan!

 

Screenshot van Komoot op het hoogste punt. De rode lijn laat de afgelegde weg zien en verklapt dat het laatste stukje slalommen was (te steil). 

 

Eenmaal op de top wordt er niet gejuicht, maar geven we elkaar een ‘zuchtende box’. Veel meer krijgen we er niet uit na een killing laatste steile helling. Er volgt een afdaling, maar al vrij snel passeren we een rivierbedding en mogen we weer aan de bak een steile helling op. De stopmomenten worden steeds frequenter, soms om de paar honderd meter. Een keer of drie steken we ietwat verlegen een duim omhoog bij een passerende pick-up truck. Driemaal tevergeefs, al leek de derde even te twijfelen. Door blijven bikkelen dus en op een gegeven moment begint het geloof weer terug te keren dat we het mijnwerkersstadje Atocha wel gaan halen. Helaas pakken juist op dat moment de onweerswolken om eens heen zich samen en begint het hard te waaien.

 

Het landschap is adembenemend.... of heeft deze civiele techneut een aparte interesse in het toegepaste asfaltmengsel.

Oeps onweer op deze onbeschutte hoogte is geen aangenaam vooruitzicht

De onweerswolken breiden zich uit. Het regent nog niet, maar de regenjas gaat aan tegen de wind en kou

Er moet even verderop nog een tienda zijn. Daar aangekomen blijkt die gelukkig wel open. De lucht is inmiddels pikzwart en de wind giert om de oren.  We mogen binnen zitten om wat bij te komen. Even niet een vangrail maar een stoel.  Er is geen lunch meer bestellen maar we hebben nog steeds helemaal geen honger. Er is frisdrank en wat zoetigheid te koop. Met moeite krijgt Harry iets daarvan naar binnen. Hij moet toegeven dat hij er volledig doorheen zit en nog nooit zo'n zware etappe heeft gefietst. De suikertjes van fris en reepje slaan goed aan bij Roelie. Vanaf hier gaat hij alleen nog maar achter haar fietsen, zegt hij. 

Zo kruipen we naar buiten. De wind is wat gaan liggen en het profiel laat zien dat we vanaf hier voorzichtig naar beneden gaan. Het onweer rondom ons is nog aanwezig, maar niet meer zo dreigend. Dit geeft onze uitgeputte lijven een laatste boost: twee uur later komen we in Atocha aan. Het is zes uur, wat betekent dat we 10 uur gezwoegd hebben om iets van 72 kilometer verderop te komen en 1550 hoogtemeters te klimmen. Misschien nog het vreemdste van vandaag: we hebben het droog gehouden.

 

Het is bijna niet te geloven, maar we houden het droog totdat we Atocha bereiken!

 

We checken in bij een shabby hostel waar we een kamertje zonder raam krijgen van vijf vierkante meter en een gedeelde badkamer met een oude bekende, de suicide shower. Voor de prijs die we moeten betalen zou je meer verwachten, maar we zijn zo blij dat we het hebben gehaald en met het warme water van de douche. Voor het hapje eten (nog geen honger, maar er lijkt iets van trek te ontstaan) bestellen we bij de buurvrouw een Milanese (schnitzel) met rijst en salade en dat smaakt heerlijk en kost bijna niets (iets van €2,70 voor ons beiden). Bij de buurman aan de andere kant bestellen we een flesje vino tinto dat onder een dikke laag stof zit. We keren terug naar ons minikamertje en maken het flesje soldaat. Het was me het dagje wel…


Ondanks dat het eeuwenoude matras z'n best doet om ons te kneuzen met zijn uitpuilende veren, slapen we als een baby. De volgende ochtend zoeken we iets waar we kunnen ontbijten. De vele eettentjes en winkeltjes van gisteravond zijn nog allemaal gesloten. Maar even verderop zien we een bord staan met ‘hay salteñas’.

 

Op zoek naar een ontbijtje in het bruisende centrum van het mijndorp Atocha

 

Salteñas zijn de Boliviaanse versie van de Argentijnse empanadas. We bestellen er twee en om het gebrek aan koffie te compenseren doen we er een flesje cola bij. Cola en empanadas was altijd een lekkere combinatie. De salteña is gevuld met kip en zoete aardappel in een kruidige saus. Echt heel lekker, en dus bestellen we er nog maar twee. Ze zijn wel een maatje of wat groter dan de Argentijnse empanada's en de eerste paar uur laat onze maag weten wat die vindt van dit XL ontbijt: te zwaar!

 

Het dorp Atocha ligt lekker beschut in een kloof. Gisteren bij aankomst was dat even flink in de remmen knijpen om onderin die kloof te stoppen. Er weer uit komen is een pittige klus. In de eerste twee kilometer mogen we al 130 meter omhoog. De eerste paar meter gaan met meer dan 10% en daarna wordt het hellingspercentage steeds aangenamer. Eenmaal uit de kloof klimmen we steeds een treetje verder omhoog door een weidse vallei. We happen nog wel naar adem maar niet meer zo spastisch als gisteren. Eigenlijk kunnen we gewoon normaal fietsen terwijl we nog steeds wel echt hoog zitten. Harry stopt af en toe om Roelie op te wachten die minder snel klimt, maar we hebben het eigenlijk wel erg naar ons zin. Het landschap is net als gisteren prachtig, al hadden we daar gisteren minder oog voor en minder foto's van gemaakt en eigenlijk geen goede weergave hebben afgegeven.

 

Bovenstaand verkeersbord betekent onheil: het wordt zo ploeteren! Deze waarschuwt echter voor voorlopig de laatste steile klim. Het is de laatste keer vandaag dat we dit bord zien. Het brengt ons aan het eind van de vallei door een mooie canyon. Daarachter is het landschap anders.

Met nog zo'n 70 kilometer te gaan komen we in vlak 'agrarisch' gebied. Oftewel een ruig gebied met af en toe een vrij loslopende kudde lama's en hier en daar een veldje met quinoa. Dat lijkt geheel niet op het agrarisch gebied met megastallen tussen maisakkers voor veevoer van onze thuisprovincie Brabant. De lama's hebben kleurige pluimpjes aan de oren om aan te duiden van welke boer de lama is. Soms hangt er ook nog iets op de borst zodat het lijkt of de lama een ketting met oorbelletjes heeft. Zo schattig! Dat is toch veel leuker dan een gele plastic oormerk van de Nederlandse koe? De lama's staan allemaal rustig te kauwen aan de kant van de weg, staren ons lang aan (in de zin van: "wat heb ik nou aan m'n fiets hangen") en lopen op het laatste moment toch maar weg, als we ze dicht naderen.

 

Her en der lopen kuddes lama's gevaarlijk dicht bij de weg. Wel gezellig voor ons om naar te kijken. Ze zijn vooral aan het kauwen en gelukkig niet aan het spugen

De kuddes vicuñas zijn wat schuwer voor fietsers, overigens minder voor auto's, die ze natuurlijk vaker zien. Ze zijn niet gedomesticeerd, maar wild. Ze zijn kleiner dan de lama's, sierlijker ook en lijken meer op herten met hun schattige grote ogen. Deze familie wacht op een laatste lid, dat pijn heeft aan een van zijn poten, voordat ze met z'n alle het vicuñas-pad kiezen en er snel vandoor gaan. 

 

Omdat in Atocha de meeste winkeltje nog dicht waren toen we vertrokken en omdat water gewoon zwaar is, hebben we bedacht dat in het dorpje Cerdas met dan nog 65 kilometer te gaan wel wat water halen bij een winkel die Julio ons aanwees. Die winkel is dicht en onze watervoorraad is minimaal. Naast de winkel is een gezondheidscentrum en we vragen daar of er nog een winkel is, die wel open is. Ze wijst naar een soort van mini kraampje verderop en zowaar verkoopt een jong meisje water, eten en en fris. Eten slaan we over -we hebben nog brood, koekjes en een soort tucjes- maar water en Fanta gaan mee! Deze señorita is echt onze redding want daarna komen we echt niets meer tegen.

 

De laatste 50 kilometer zijn saaaaaaaai: recht toe recht aan door het vlakke land. Dat wisten we natuurlijk maar we hadden stiekem de hoop dat we de wind in de rug zouden krijgen en er door heen zouden vliegen. NOT. Helaas staat de wind recht op ons gericht en het maakt eigenlijk niet uit dat we een enkele bocht nemen, de wind draait trouw mee en trekt ook lekker aan in de middag. Ggggrrrh, fysiek en vooral mentaal zwaar, maar ja dan nemen we maar weer wat meer 'vangrail-pauzes'.

 

Na een laatste, kilometerslange, zeer flauwe, maar juist daardoor vermoeiende klim, komen we boven aan bij een enorm park met zonpanelen, planta solar, waarna we een scherpe bocht naar rechts nemen en zicht krijgen op het stadje Uyuni. Uyuni is nog 15 kilometer en allemaal dalen met diezelfde flauwe helling van nog geen één procent als net omhoog en het komt maar niet dichterbij. De wind draaide natuurlijk keurig mee. Het lijkt Friesland wel. Zwoegend beuken we ons tegen de wind in. De aanhouder wint. En Harry ruikt bier en doet derhalve al het kopwerk en houdt Roelie uit de wind.

 

Uyuni bijna een uurlang aan de horizon (evenals de dagelijkse onweersdreiging)

 

Uyuni is nog net zo stoffig en vol met modder, nog net zo onuitnodigend, als een kleine week geleden. Het is niet zo dat in de tussentijd een paar straten voorzien zijn van asfalt. Midden op de kruispunten wordt afval gedumpt, zodat er een soort van rotonde ontstaat. Alleen in het centrum hebben de straten zeshoekige betonklinkers die er zo te zien alweer een jaar of tien liggen, nogal ongelijk zijn inmiddels en voorzien zijn van een afwisselend stoffige of natte modderlaag. Later lezen we op wikipedia dat Uyuni in 2009 wereldnieuws werd, omdat er in de plaats toeristen, waaronder ook Nederlanders, werden vastgehouden door de inwoners die een geasfalteerde weg in de stad eisten. Asfalt is het blijkbaar niet geworden, maar wel dus die betonklinkers.

 

We hobbelen door en hopen iets te vinden waar we een biertje zouden kunnen drinken. Als het kan op een terrasje, maar daar hebben we weinig hoop op. Toch zien we ineens een autovrij pleintje met zonnebloemen en een paar kleine terrasjes. We ploffen neer op een terrasje, nog steeds in de zon en bestellen een fles Potosina-bier met twee glazen en struinen het internet af naar een hotel in de, voor ons zeer luxe, 'middenklasse'. Als het biertje op is en de zon verdwijnt achter de donkere wolken, springen we op de fiets om bij een aantal hotels aan te kloppen. Nou ja, springen op de fiets, we blijven angstvallig uit het zadel, de laatste twee dagen hebben de huid van onze billen gebruuskeerd. Helaas zijn de eerste hotels allemaal fully booked, maar de vierde heeft een mooie kamer voor ons. De prijs is boven ons, voor Uyuni verhoogde, budget. De receptionist ziet onze teleurgestelde gezichten en biedt een discount aan van 30%. We willen eerst naar de kamer kijken en als we die zien: groot met een goed bed zonder ligkuilen en smoezelige dekens en vlekkerige kussens, een koelkastje, geen verblindend TL-licht maar bedlampjes, een groot raam dat open kan, een inloopdouche, een kast. Helaas geen smart-TV met Netflix maar we vragen ons af of we dat de komende maanden nog ooit zullen zien. We zijn om en boeken voor drie nachten. Even bijkomen maar ook genoeg te doen, waaronder deze blog. De volgende dag informeren we nog voor de zekerheid of de Salar de Uyuni inmiddels is te doorkruisen met de fiets: nee, zeker niet. Okay, dan rond het zoutmeer naar La Paz, we zullen nog wat research doen. 

 

's Avonds bij de pizzeria verderop in de straat spreekt de ober ons aan in het Engels, wat ons nogal verrast. De pizza is ook nog eens geweldig goed. We weten inmiddels uit ervaring dat toeristische oorden, nadelen heeft (veel hogere prijzen en minder authentiek) maar ook voordelen (bijvoorbeeld een goede pizza) en Uyuni blijkt daarop geen uitzondering.

 

Op de tweede avond delen we een pique macho, een typisch Boliviaans gerecht dat sterk lijkt op een kapsalon. We hebben 'm in Villazon gekregen en later nog een keer besteld in Tupiza. 'Pique' betekent pikant en 'macho' verwijst naar de grootte: iemand kan 'm alleen niet op. Daarom bestellen we er ene voor ons twee en het is meer dan genoeg. Dit is genieten. Het lijkt wel vakantie. Na Uyuni duiken we de Boliviaanse rimboe weer in met vermoedelijk eenvoudige accomodaties en eten. We genieten er nu maar even van! Hoe ons dat vergaat, hopen ook wij terug te lezen in de volgende blog ;).