Andalusië 2/3: Córdoba-Sevilla-Vejer de la Frontera

Gepubliceerd op 1 januari 2023 om 17:01

Harry prikt en plukt op de warme kerstavond in Córdoba met enige teleurstelling in zijn diner op een terras naast een stokoude Romeinse muur. Hij dacht voor weinig een mooie ossenhaas te hebben besteld maar dat bleek ossenstaart te zijn: een brok van bot,vet en vlees. Soepvlees in plaats van excellent vlees. We kunnen er allebei hartelijk om lachen en de teleurstelling is snel vergeten. We genieten de dag erop des te meer van een heerlijk uitgebreid ontbijt in ons hotel naast de indrukwekkende Mesquita, het mega-gebedshuis waar we gisteren hebben rondgewandeld. 

We verlaten Córdoba 's ochtends via dezelfde oude Romeinse brug als waar we eergisteren zijn gearriveerd. Op de brug geven we de kettingen een druppeltje olie tegen het knarsen als gevolg van modder, zand en vocht. De fietsen en tassen zitten ook onder de modder, maar dat vinden we eigenlijk best stoer uitzien. We fietsen vandaag op een Via Verde (route), deze is genaamd de la Campiña, een voormalige spoorweg en nu fietspad met zeer acceptabele steilheid en een zeer voorspelbare route. Navigatie is onnodig. De zon schijnt en de wind blaast ons in de juiste richting. Beter wordt het niet. Dit is Genieten, met een hoofdletter (en zachte) G.

 

De zonnetoren van Sevilla staat in de buurt van het dorp waar we gaan overnachten en is al van zo'n 30 km afstand te zien. De toren licht heel erg fel op. Vraag ons niet hoe het werkt maar met spiegels en gesmolten zout en meer zonuren dan in Nederland kan energie opgewekt worden met zo'n toren. En die zon heeft vandaag besloten om een ongestoord te gaan stralen: zonnetoren blij, wij blij. 

In het dorpje Fuentes de Andalusia hebben we een mooie, chique hotelkamer gevonden. We zijn er de enige gasten en voelen ons daarna in het dorp ook de enige buitenlanders. Het lukt ons 's avonds niet om ergens een hapje eten te scoren. Ons tijdstip is voor Spanjaarden ook veel te vroeg maar er lijkt ook weinig open te zijn of nog open te gaan. We wandelen langs een paar cafés, tavernes en restaurants waar als het al open is, heel veel jeugd, heel veel rokers en heel veel bierdrinkens rondhangen. Nog nergens is de keuken open. In het meest kansrijke establishment krijgen we in plaats van een glas wijn een waarschijnlijk zelfgestookte soort sherry/wijn en vallen daarmee ongewild ons interne systeem aan. We betalen snel de gevraagde € 3 voor de twee overvolle glazen schoonmaakazijn en zien in deze prijs de bevestiging dat het zelfgebrouwen vocht bagger is. We gaan snel weg en geven het op. Bij een supermarkt kopen we een en ander om op de hotelkamer te nuttigen. 

We slapen heerlijk in het hotelletje en ontbijten bij een koffiebar in de buurt. We bestellen tostades wat een traditioneel Andalusisch ontbijt is: tomaten pulp met olijfolie en een beetje zout op toast. Je kan ook nog een beleg toevoegen; voor Roelie hoeft dat niet, Harry kiest consequent voor queso. De getoaste broodjes in dit tentje in Fuentes de Andalusia zijn heel erg lekker, de beste tot dusver. De cafe con leche is daarentegen weer een van de mindere. 

Het wordt vandaag een makkelijke dag, zo is de verwachting: iets van 74 kilometer en iets van 400 hoogtemeters. Ongeveer de helft daarvan zullen we weer op een Via Verde (de los Alcores) afleggen. Eerst fietsen we ruim 20 kilometer over asfalt dat over grote stukken in erbarmelijke toestand verkeert. Maar dat is geen probleem want alweer hebben we de wind in de rug en alweer hebben we de weg compleet voor onszelf waardoor we over de volle breedte de gaten in het wegdek gemakkelijk kunnen ontwijken. Meerdere kilometers rijden we op de verkeerde, betere, weghelft. Als we het asfalt volgens onze navigatie moeten verlaten, gaat het mis. We fietsen over bemodderde landbouwpaden waar tractoren gezorgd hebben voor een oppervlak dat ons als een verfmengmachine door elkaar schudt. Na een paar kilometer wacht een riviertje en uit ervaring voelen we de bui al hangen: het pad maakt een knik naar het dal van het riviertje en we zien dat het dal "gevuld" is met een hele grote modderpoel waar doorheen een modderstroom annex beek dapper zijn weg zoekt. We onderzoeken alle mogelijkheden om hier langs of doorheen te komen, maar die zijn er niet. We checken de alternatieven en zien maar één: terug naar het asfalt en dan met een omweg op een "oranje weg" richting de beoogde Via Verde. Die oranje weg blijkt uiteindelijk een snelweg te zijn! Opnieuw onderzoeken we of er andere opties zijn: er is er één: terug en 35 kilometer omfietsen. Die optie betekent dat we Sevilla niet zullen halen vandaag. Uiteindelijk besluiten we om de snelweg op te fietsen, natuurlijk over de vluchtstrook. Het is maar een heel kort stukje: we zien op Google streetwise dat na een paar honderd meter een onverhard pad langs de snelweg loopt. Echter eenmaal op de snelweg komen we erachter dat er een te hoog hek langs de snelweg is aangebracht dat niet op streetview was te zien. Er resteert ons niets anders dan 4 kilometer over de vluchtstrook te blijven fietsen tot de volgende afslag. Dat voelt niet goed, maar 35 kilometer omrijden ook niet.

 

Eenmaal eindelijk aan de andere kant van dat stomme modderige riviertje hebben we toch 10 kilometer extra op de teller gekregen. We mogen daarna op een Via Verde verder en deze keer is die breed en loopt onder langs een natuurlijke richel.

 

Er is weinig van te zien of te ervaren dat het ooit een spoorlijn is geweest. Het pad zit vol kuilen en we stuiteren opnieuw maar dan nu op een onverharde modderige weg dat vooral als landbouwpad wordt gebruikt. Toch zien we sporen van MTB banden en inderdaad komen we een aantal mountainbikers tegen. Door één worden we ingehaald en hij maakt een praatje. Hij komt uit de buurt en heeft de fietsroute van Seville naar Compostela in 2 dagen gefietst. Daarna slaat hij haaks af, springt over iets heen en knalt een helling op. Hij oogt vrij fit. Later lezen we die route 1000 km telt en hij dan gemiddeld 20 km per uur moeten hebben gehaald, al die 48 uurtjes. Tja verschil moet er zijn, wij zijn alleen maar bezig met het afkorten van de Tansandalus route van 2000 km waar we bijna vier weken voor hebben. Een gemiddelde van 20 km/uur halen we soms bijna als kijken naar bewogen tijd, dus zonder fotoshoots, plasstops en pitstops voor koffie, appels, bananen, modderbaden, etc. 

Ergens onder Sevilla klimmen we gestaag de richel op. Via een leuke fietsroute langs een riviertje en en kanaal komen we tot iets van 6 km van het oude stadshart. Daarna sluiten de fietsroutes zich aan elkaar aan tot in het centrum. Geniale stad!

 

Wat een heerlijk hotel hebben we hier in Sevilla gescoord! Harry heeft voor het eerst de nacht doorgeslapen zonder te hoesten. Oké dat zal niet geheel aan het hotel te danken zijn, maar het geweldig fijne bed zal zeker geholpen hebben. Het ontbijt is ook van uitzonderlijke klasse. Met het buikje rond klimmen we weer op de fiets. Het zonnetje schijnt alweer, maar het is wel een stuk kouder dan afgelopen week. Eenmaal uit het centrum, in de buitenwijken, maakt de zon plaats voor een steeds dichter wordende mist. De temperatuur zakt verder en we worden kouder en natter.

 

Met hooguit 50 meter zicht stampen we door totdat we met een pontje over de rivier Rio Guadalquivir moeten. We moeten even wachten en zijn niet meer in beweging; gedurende de oversteek krijgen we het echt koud.

 

Aan de overkant zoeken we een café uit en gaan dichtbij een terrasverwarmer zitten met een café con leche. We warmen niet echt op en Harry’s vingers zijn weer spierwit. Diverse kledingstukken worden uit de tassen gehaald voordat we weer verder gaan. Alweer wordt er flink doorgetrapt voordat we weer wat warmer bij een natuurgebied aankomen. O ja, we fietsen alweer een tijdje op de off-road route Transandalus en hier door de bossen is het weer prachtig. Helaas is het zicht nog steeds beperkt.

 

Na 50 kilometer bereiken we het dorpje Villamanrique de la Condesa waar we een plat brood kopen en wat kaas en ham voor een late lunch. Het platte brood blijkt uiteindelijk niet zo plat te zijn als we dachten, maar de honger is groot.

 

We maken ons op voor het laatste deel van onze dagetappe en, in de richting waar we naartoe fietsen, zien we in de verte zonnestralen. Warempel, het gaat toch nog gebeuren vandaag! Diverse kledingstukken verdwijnen weer in de tassen en we genieten van de snel stijgende temperatuur. Waar we iets minder van genieten is het rulle zand waar we de laatste 15 kilometer doorheen moeten ploeteren. Alsof je op een Oirschotse tankbaan fietst. We besluiten een kleine omweg te nemen over uiteindelijk ontzettend saai asfalt. Eindelijk zien we de eerste gebouwen van ons einddoel opdoemen, het stadje El Rocio. Het dorp is wit, totaal wit. Thorn is er niets bij. Het asfalt houdt op en maakt plaats voor zand; huh? Over zandwegen fietsen we het stadje binnen, ons in toenemende mate verwonderend over het feit dat nergens asfalt of enige andere verharding is te bekennen. We maken halt bij een cerveceria en komen wat meer te weten over dit opmerkelijke stadje. 

 

Wat dus typerend voor het stadje is dat alle straatjes, pleinen etc. niet geasfalteerd zijn! De zanderige straatjes doen denken aan een cowboy dorp met inderdaad veel mensen te paard of in een huifkar. Bij de cerviceria is een paard te parkeren, maar de grote, mooie kerk: de Ermita de la Virgen del Rocío, de kerk van de Maagd van El Rocío, is de trots en de bestaansreden van dit kleine opmerkelijke dorp in het zuidwesten van Spanje.

 

El Rocío wordt volgens de informatie op internet één keer per jaar overspoeld door pelgrims. Van heinde en verre komen mensen dan te paard, te voet of per huifkar naar El Rocío om er de Maagd van El Rocío te eren. Dat verklaart dat er zoveel hotels zijn. Wij hebben veel gezien tijdens onze fietsreizen: dit stadje past absoluut in onze verwonder-top-tien!

 

Wat ook verwonderlijk is, is de kwaliteit van het restaurant naast het hotel. De ceasar salade zwemt in de mayonaise zoals de pizza zwemt in de mozzarella, de piccante van Harry nog ernstiger dan de cuatro quesos van Roelie. Eigenlijk is het niet te vreten, maar we doen niet zo moeilijk want we hebben honger. We kijken vooral vol verbazing naar de tv in het restaurant die een documentaire laat zien van de krankzinnige processie van de maagd van Rocío, een best protserig maar oud en vrij klein beeld waar jaarlijks een uitzinnige één miljoen mensen op af komen en zich volledig in extase krankjorum gedragen. Bizar. Snel wegwezen uit dit verder prachtige dorp. 

Het is opnieuw mistig in de ochtend. We fietsen een vlakke en kaarsrechte weg af naar de kust om daar te ontbijten. Matalascañas, op iets van 25 kilometer, oogt als een wat verlopen vakantieoord maar het heeft een prima cafetaria voor een Andalusische ontbijt met café con leche, tostadas en verse zumo de naranja. In de cafetaria beseffen we ons dat het nogal wat uitmaakt of we met eb of vloed over het stuk strand van 30 kilometer gaan fietsen. Met vloed betekent ongetwijfeld 30 kilometer lopen; er is geen alternatief richting zuiden. Harry checkt internet en krijgt warempel info over de de getijden hiero. Tot onze opluchting zien we, de rode lijn geeft het huidige tijdstip aan, dat het hoogtepunt van de vloed al achter ons ligt. 

De mist hangt er nog als we het strand op gaan waar we die 30 kilometer overheen gaan fietsen. De eerste meters zijn zwaar. Het is dan al even aan het ebben, maar nog niet lang genoeg en we zakken in het natte zand weg. Harry iets meer dan Roelie omdat hij wat zwaarder is en omdat zijn banden smaller zijn. Dat belooft nog wat.

 

Na 10 van de 30 kilometer nemen we een pauze: het gemiddelde ligt dan nog rond de 8 km/h, dus dit strandtochtje gaat nog wel even duren. Als we weer vertrekken is de mist inmiddels weg, het strand is op een paar meeuwen na compleet leeg en -yes!- makkelijker te fietsen. Het gemiddelde kruipt omhoog naar iets van 15 km/h. Het fietsen over het strand is magisch maar uiteindelijk ook oersaai.

 

Aan het eind wacht ons een veerboot die ons overzet naar Sanlúcar de Barrameda. De volgelopen benen zijn dan wel al flink aan het protesteren maar doen dat onvoldoende om ons daar te laten stoppen.

 

We fietsen door naar Jerez de la Frontera. Als je al vele jaren fietst, ontstaan er tradities en gewoonten, sommige zijn puur praktisch maar enkele zijn uit minder nuttige motieven geboren. Één van de laatste categorie is "het-weetje-van-de-dag". Het weetje van vandaag is dat Jerez de sherry-hoofdstad is en dat sherry een Engelse verbastering van de naam van deze stad is. De weg ernaar toe en eruit plant routeapp Komoot en die is ruk. Wat ook ruk is, is de skyline van Jerez die aan de noordkant (ook bij het verlaten van de stad aan de zuidkant) gedomineerd wordt door lelijke betonnen mistroostige flats voor de minder bedeelden van deze best grote stad van het formaatje Eindhoven. De oude binnenstad daarentegen is een juweeltje. Het hotel Astuto Boutique Jerez is geweldig en het debacle van het restaurant van El Rocío is snel vergeten bij restaurant Albores met Michelin aanmoediging maar cafetaria-prijzen. 

Als we vertrekken is het dit keer niet mistig, maar wel stervens koud! We zijn vroeg, want ook vandaag besluiten we (net als gisteren) langs de route te ontbijten. Praktisch handig en tijd-efficiënt, maar de voornaamste reden is het feit dat je hier in Spanje 's avonds veel later eet en je vroeg in de ochtend gewoon nog niet zo honger hebt. Nieuw dit keer is dat we ons ontbijt splitsen: op 8 first breakfast en 35 kilometer voor second breakfast, een in Nederland vrij onbekend fenomeen maar in de rest van de wereld en zeker onder fietsers niet ongebruikelijk. 

Tegenover de eerste ontbijt plek staat een ruïne dat bovenop de gevels volgebouwd is met tientallen ooievaarsnesten. We hebben geen zicht op alle ooievaars maar tellen er zo op het eerste zicht bijna veertig! Prachtig!

 

We fietsen nog een tijdje over asfalt waar we op deze zaterdag en oudejaarsdag veel wielrenners tegenkomen, ook in groepen en dat is vrij uniek buiten Nederland en België. Vrij snel pikken we weer de onverharde route op van de Transandalus. Die route is hier best bijzonder: je fietst over bospaden en (inmiddels grotendeels opgedroogde) modderpaden, maar je blijft in een verstedelijkt platteland rijden. Af en toe zien we de contouren van Cadíz.

 

Ontbijt plek numero dos blijkt een populaire mega tent met zeker 100 tafels te zijn. We vinden er twee lege barkrukken. Het personeel is professioneel en zo goed op elkaar ingespeeld dat sneller dan bij de eerste zaak de tostada met café con leche en een zumo de narranja voor onze neus staat. 

Eenmaal terug aan de kust fietsen we door een breed aanbod aan kustplaatsen. Eerst een upperclass gated community met golf resorts met high end villa's, daarna mainstream Conil de la Frontera en tot slot in surf en hippie hemel Playa del Palmer.

 

Het is een erg afwisselende route vandaag en er staat ook weer een moeilijk deel door duin en over strand op het einde van het programma. Harry heeft geen zin in alweer zand tussen de ketting en klaagt honderduit als het strand ook niet te fietsen blijkt te zijnRoelie heeft geen zin in een steile slotklim dat ons van zeeniveau naar ons dorpje op meer dan 200 meter hoogte moet brengen. Het maakt uiteindelijk allemaal niet uit. We hebben namelijk een appartement geboekt voor 2 nachten in Vejer de la Frontera en we kunnen zeuren en klagen maar er zit niets anders op dat even door de zure appel heen. Het is oudejaarsdag en morgen is waarschijnlijk weer veel gesloten en we moeten boodschappen inslaan. 

Vejer de la Frontera is een typisch en toch ook weer uniek-authentiek Andalusische wit dorp. Het-weetje-van-de-dag is dat dit dorp is verkozen tot op-een-na leukste dorp van Spanje (winnaar?... Ronda!). Ons appartement heeft een dakterras met wijds vergezicht over het dorp en omgeving wat wel zo leuk is om het vuurwerk om 12 uur te zien. Met een beetje mazzel kunnen we het tot ver in de omtrek zien. Het ligt 200 meter hoog dicht bij de kust. We tellen af tot het nieuw jaar en tellen daarna van grote afstand niet meer dan zo'n 7 vuurpijlen en 3 knallen die het nieuwe jaar inluiden. Ha wat een grap zijn die twee Nederlanders op het dak bij middernacht in een Spaans dorp. Na Buenos Aires en Gran Canaria zouden ze beter moeten weten...

Op nieuwjaarsdag kuieren we door de straten en zien dat er vele cafeetjes en restaurantjes de terrassen (toch) alweer hebben geopend. Bijna alle winkels zijn dicht maar de horeca zeker niet. We hebben een volle koelkast en keren terug naar onze casa. De rest van de rustdag wordt ingevuld met deze blog maken, wassen, pedalen schoonmaken en opnieuw invetten en het vervolg van de route terug naar Malaga plannen. Het gaat nog lekker pittig worden en er komt regen aan dat gevolgd zal worden door zonneschijn, hopen wij. 
Daarover meer in het derde en laatste deel van ons blog over heerlijk Andalusië.