Kerst in Nagaland en Manipur

Gepubliceerd op 30 december 2018 om 00:30

De zeven deelstaten in noordoost India worden de Seven Sisters genoemd. We hebben deelstaat Assam inmiddels doorkruist en achter ons gelaten. Daarmee verlaten we tevens de vallei van de Brahmaputra. We gaan van de zes resterende zusters nog twee bezoeken: Nagaland en Manipur. In beide deelstaten is het - net als in delen van Assam - tot voor kort onrustig geweest. Het centrale bestuur van India in Delhi heeft deze uithoek van India lange tijd verwaarloosd en dat zette in deze twee staten kwaad bloed. Daarnaast staat dit gebied cultureel, etnisch en geografisch gewoon ook het verst af van de rest van India. Dit alles heeft tot gevolg dat er separatistische groepen actief zijn en dat het Indiase leger sterk aanwezig is. Ons Nederlandse Ministerie van Buitenlandse zaken adviseert deze deelstaten alleen te bezoeken als het noodzakelijk is en ze anders te mijden. Volgens ons valt dat allemaal reuze mee; we horen en lezen zó veel mooie dingen over deze staten. De ‘hills‘ van Nagaland met 16 unieke Naga-stammen en het voormalige koninkrijkje Manipur dat meer dan 2500 jaar het kruispunt was binnen Azië op religieus, cultureel en economisch gebied en daardoor een ware smeltkroes is. Hoe dan ook, de grensovergang naar Myanmar ligt in Manipur en de weg naar Manipur loopt door Nagaland. We moeten deze twee zusters wel bezoeken om naar Myanmar te kunnen fietsen. Zin in!

 

Een grote poort kondigt aan dat we de deelstaat Nagaland in fietsen. We zien de fietsen van de Oostenrijkse Jakob en Tanja direct achter de poort geparkeerd staan. Ze zijn zich aan het registreren. Registratie is verplicht om door Nagaland te mogen reizen. Jakob komt een klein gebouwtje uit en zegt dat wij naar binnen kunnen gaan. We stappen een gordijn voorbij en komen in een slaapkamer terecht. Er is niemand. We stappen nog een gordijn voorbij en komen in nog een slaapkamer terecht. Een klein jong mannetje in een hoodie zit met de capuchon op op een bed bij het raampje aan een kastje. Aan zijn broek kunnen we afleiden dat hij toch iets met het leger heeft. Hij nodigt ons uit om te gaan zitten. Harry gaat op de enige stoel zitten en Roelie blijft eerst nog wat staan maar neemt daarna toch ook maar plaats naast het mannetje op het bed. We geven hem kopietjes van ons paspoort en visum. De kleine man kijkt vaker naar de kopietjes van Jakob en Tanja dan naar die van ons. Hij vraagt ons of we Oostenrijks zijn en of het paspoort van Berlijn komt. Hij weet vast niet meer welk kopietje nu bij wie hoort. Tja, wij westerse mensen lijken in hun ogen natuurlijk erg op elkaar, zeker op een gekopieerde pasfoto. Na een minuut of tien krabbelt de kleine man een paar woorden in een schoolschrift en kunnen we gaan.

 

Jakob en Tanja hebben op ons gewacht en we fietsen met z’n vieren door de straten van de stad Dimapur, de grootste stad van Nagaland. We waren in Assam best wel wat gewend, dachten we, maar de staat van de straten hier is echt meest belabberd. We worden flink heen en weer en op en neer geschud en “vechten” ons door het hectische verkeer heen. We doorkruizen de stad en fietsen naar de zuidoost kant, vlakbij het vliegveldje. We ervaren direct een oase van rust als we bij de Longchen Homestay aankomen. Onze Oostenrijkse fietsvrienden hebben gereserveerd. Wij niet en volgens booking.com zijn er ook geen kamers meer. Onze eerste vraag aan de gastheer, tevens kolonel (op kerstreces) in het Indiase leger, is of we wel kunnen blijven of dat we terug de verkeerschaos in moeten fietsen op zoek naar een slaapplek. Zijn vrouw Anna gaat het checken. De homestay is haar business. We kunnen gelukkig blijven. Er waren andere reserveringen, maar die zijn geannuleerd. Yes! De ruime kamers zijn smaakvol gedecoreerd met bamboe, zijn schoon en hebben een prachtige veranda. Een TV ontbreekt en is in deze setting ook overbodig en zelfs misplaatst.

 

De kolonel zit op een heerlijke manier op “een praatstoel” en vertelt honderduit over hemzelf, zijn familie, zijn legeronderdeel, zijn stam en zijn Nagaland. Zo vertelt hij dat 99,9% van de bevolking, de Naga’s, christelijk is. Volgens internet is het 90%, maar goed; vergeleken met de rest van India is een staat, waar de overgrote meerderheid christelijk is, best bijzonder. Er wordt hier dan ook volop kerst gevierd. Dat houdt (ook hier) in dat iedereen zijn of haar familie opzoekt en gezamenlijk veel eet. De Naga’s eten alles, “behalve vliegtuigen”. Dat van die vliegtuigen stamt uit de tijd van de eerste vliegtuigen. De Naga’s schoten met pijl en boog op alles wat bewoog omdat vervolgens op te peuzelen. Zo probeerden ze ook de eerste vliegtuigen uit de lucht te schieten. Dat lukte niet en nu wordt overal gezegd dat de Naga’s alles eten, behalve vliegtuigen. 

De kolonel vertelt dat hij morgenochtend naar zijn oom gaat om bij de slacht van een varken van 100 kilo aanwezig te zijn. Het varken zal voor een aantal gezinnen binnen zijn familie het hoofdonderdeel zijn van het kerstdiner. Jakob en Harry vragen of ze mee mogen en als dat mag besluiten we een extra dag te blijven en met z’n allen met de kolonel mee te gaan.

 

Tegen 8 uur ’s ochtends rijdt de kolonel ons naar zijn oom. We maken kennis met de familie: de ooms, tantes, neven en nichten. De oom, gekleed in een trainingsjasje van het franse nationale badminton-team is duidelijk het hoofd van de familie. De kolonel zegt dat we ter plekke zullen ontbijten. We zijn benieuwd wat we gaan krijgen. De oom hint dat het een stukje varken zal zijn.

Voordat jullie verder lezen: het varken heeft een mooi leven met veel bewegingsruimte gehad in de tuin van deze familie, goed en gevarieerd eten gekregen en wordt met respect gedood, geslacht en gegeten door dezelfde familie. Zet hier maar eens de bio-industrie (in onze eigen provincie in Nederland) en de westerse vleesconsumptie tegenover… 

Het eerder in de ochtend met een speer (door het hart) gedode varken ligt achter op het terras. Met een gasbrander wordt de huid van het varken gebrand en daarna schoon geschrobd. Daarna leggen ze het varken op bananenbladeren en snijden respectvol het varken in stukjes. Alles wordt zal worden gegeten, behalve de nagels, de neus en de blaas (“daar maken we een voetbal van”, aldus de oom). De organen gaan in een grote schaal, dat direct richting keuken gaat. Het bloed dat zich heeft opgehoopt in de borstkast wordt in een pannetje geschept. Het varken wordt in vier vleespakketten opgedeeld voor vier families. Ieder krijgt dus één poot, een half schouder, een halve bil, een halve middenrif, een half wang, etc. Zelfs de oren worden in vieren gedeeld.

 

De oom nodigt ons uit om daarna bij het koken te kijken. Buiten op het voorterrein staat een grote pan op een houtvuur. In vet van het varken bakt men de in stukjes gesneden organen: nieren, lever, hart. Ondertussen vertelt de oom honderduit over alles wat wij maar willen weten en wat hij ons wil laten weten. Hij is al ver in de zestig maar ziet er topfit en gelukkig uit. Dit valt goed te verklaren want hij was vroeger een top badmintonspeler (aha vandaar het trainingsjasje), had een goede baan als een directeur van het onderwijsdepartement binnen Nagaland en heeft al zijn kinderen naar de universiteit kunnen begeleiden. 

Er wordt zout en peper toegevoegd. De oom vertelt dat de pepers uit Nagaland de heetste pepers ter wereld zijn. Jaarlijks vindt er een wedstrijd plaats over wie de meeste pepers kan eten: het record staat op naam van een Australiër die er 6 naar binnen heeft weten te werken. Als het vet en de organen voldoende gegaard zijn worden er gefermenteerde bamboescheuten en het pannetje varkensbloed toegevoegd. 

 

En dan is ons ontbijt klaar… Aha, ons ontbijt is dus varkensorgaanvlees in bloedsaus met witte rijst, dal (linzensoep), gekookte bloemkoolbladeren en een hete salade van ui en kool. De oom zegt een gebed op en dankt God voor het voedsel en vraagt Zijn zegen voor zijn gezin en zijn fietsende gasten. Die fietsende gasten mogen als eerste opscheppen. Tja, laten we het er op houden dat tot grote teleurstelling van de oom Roelie zakt voor haar Nagaland-examen door een pietepeuterig klein stukje vlees uit de pan te vissen. Het advies van de tante om de heerlijke ‘gravy’, de saus van bloed op te scheppen, volgt geen van ons op. Harry mikt stiekem vooral op de stukjes die op lever lijken, iets wat hij vroeger wel vaker heeft gegeten. Jakob eet relatief veel en vertelt later dat niet alles even lekker was. De familie schept na ons op en als iedereen genoeg heeft gehad, gaan de pannen en schalen naar binnen en eet het personeel.

 

’s Middags eenmaal terug bij de homestay bespreken we met gastvrouw Anna de opties voor de volgende dagen. Jakob en Tanja hebben gehoord dat de weg naar de hoofdstad Kohima onbegaanbaar is. Zowel de kolonel als Anna bevestigen dat de weg erg slecht is en dat een jeep er 6 tot 8 uur over doet; de weg is niet met een fiets te doen, zeggen ze. Maar goed: we weten uit eigen ervaring dat je je niet kunt verlaten op een “fietsadvies” van een “niet-fietser”. De feiten op internet vertellen ons dat Kohima 70 kilometer en 1770 stijgingsmeters verderop ligt en dat de regen van een aantal dagen geleden diverse landslides heeft veroorzaakt. Wij besluiten om te gaan fietsen, Tanja en Jakob besluiten om een taxi te pakken en bieden aan om onze bagage met hen mee te nemen. Wat een fijne mensen.

 

Tegen zonsondergang arriveert de Duitse Christoph. We hebben hem twee keer eerder in India ontmoet en contact gehouden. Hij heeft op zijn beurt Tanja en Jakob vlak onder Kathmandu ontmoet. Christoph gaat ook proberen naar Kohima te fietsen en neemt het aanbod van Jakob en Tanja om de bagage te laten brengen dankbaar aan. De kolonel komt bij ons zitten en drinken we net als gisteren gezamenlijk (ondanks de Nagaland status van dry state) een Bhutaans biertje uit de voorraad van de kolonel. In een klein schaaltje zit een lekkernij: varkenshersentjes en -tong. Op Roelie en de vegetarische Christoph na wordt er van gesnackt. Harry vindt de smaak wel ok.

 

De volgende ochtend staan er een hele serie fietstassen klaar voor transport en springen we op super lichte fietsen. Al snel bereiken de voet van het gebergte. We fietsen onder een mooie grote poort door als er wordt geschreeuwd. Het gebeurt wel vaker dat er naar ons wordt geroepen en we besteden er weinig aandacht aan. Het duurt een meter of 50 voordat we door krijgen dat er militairen naar ons roepen en het duurt nog eens 50 meter voordat we begrijpen dat we terug moeten keren. Naast de poort blijkt een checkpoint te staan, zoals die door heel NO India staan. Deze wordt bemand door militairen. Voor het eerst worden we daadwerkelijk gestopt en moeten we onze paspoorten afgeven. We vragen waarom we eigenlijk gecontroleerd. De militairen mompelen wat over terroristen tegenhouden waarop Christoph spontaan vraagt of wij er soms uit zien als terroristen. Achter ons passeert ondertussen ongestoord en ongecontroleerd menig vaag transportwagentje. Het duurt best een tijdje en benutten die om aangekoekte modder onder de spatborden los te peuteren. Dan krijgen we eindelijk de paspoorten retour en kan de klim beginnen!

 

De weg en het stijgingspercentage blijkt reuze mee te vallen. Halverwege stopt een minibusje met twee bekende Oostenrijkse fietsen op het dak en vele bekende tassen binnenin. Tanja trakteert ons op snickertjes en Jakob kijkt enigszins beteuterd: ook hij heeft vanuit de taxi kunnen constateren dat de weg best te fietsen is, ook met bagage. Na een pauze nemen ze weer plaats in het taxibusje en wij op de zadels.

 

Natuurlijk zitten er wel echt slechte stukken tussen, maar we zijn inmiddels wel het een en ander gewend op dat gebied. De modder is gelukkig op de meeste plaatsen opgedroogd en dat scheelt een hoop! De laatste paar kilometer zijn redelijk steil en helaas wel van belabberde “Dimapur-kwaliteit”. Het blijft ons verbazen dat een hoofdweg naar de hoofdstad van Nagaland deze kwaliteit kan hebben. 

 

Kohima ligt op zeker 5 heuveltoppen en doet voor Indiase begrippen best wel gezellig aan. We komen in de stad Jakob en Tanja direct al op straat tegen. Ze geven ons de bagage zodat we op zoek kunnen naar een hotel. Dat wordt het Eastgate Hotel. Het biedt een mooie kamer aan met dubbele korting: één omdat we uitleggen dat we een beperkt dagelijks budget hebben en één omdat we geen officiële rekening hoeven te hebben. We boeken twee nachten: morgen is het 24 december en kunnen we kerstavond samen vieren met onze nieuwe fietsvrienden uit Duitsland en Oostenrijk. Bovendien heeft de Britse 18 jarige Leo, die ongeveer dezelfde route fietst, aan Christoph laten weten dat hij in Kohima kerstmis wil vieren. 

 

Op onze vrije dag bezoeken we de, grotendeels overdekte en uit meerdere verdiepingen bestaande, Mao markt waar echt alles te koop is. De gangpaden tussen de honderden stalletjes zijn zo smal dat er bijna geen doorkomen aan is. Op weg naar de markt zien we mensen lopen met een nog levende kerstkip, -eend of -gans. Als we op de markt bij de kraampjes komen, ontsnapt er net een haan die de boel op stelten weet te zetten wanneer zijn verkoper hem probeert te vangen. Zoals gezegd, de Naga’s eten alles, dus we komen nog andere dieren tegen die op de kersttafel zullen eindigen. Na de kippen komen we diverse kooien vol met witte muizen tegen en liggen er honderden plastic zakjes gevuld met kleine groene levende kikkertjes. Ze eten hier niet alleen de kikkerbilletjes, maar gewoon het hele kikkertje. Er moeten ook zijderupsen te koop zijn om te bakken of te koken, maar die zien we niet. Tanja heeft ze wel gezien en laat er later een foto zien. De meeste indruk maken de honden op ons, waarvan de setting ons duidelijk maakt dat zij ook voor consumptie bedoeld zijn.

 

Op kerstavond is het restaurant van ons hotel, als een van de weinige in de stad, geopend. Leo is in Kohima aangekomen en zit in dezelfde homestay als Tanja en Jakob en als Simon, een 57-jarige gepensioneerde Britse leraar die door de Himalaya’s wandelt en afgedwaald lijkt te zijn. De Britten hebben eten gekocht omdat er gekookt kan worden in hun homestay. Ze willen eigenlijk de volgende dag een lunch voor ons maken. Daar bedanken we voor, want wij willen morgen op tijd verder fietsen. We besluiten om deze kerstavond opnieuw in ons hotelrestaurant te eten, nu met zijn zevenen. Simon heeft al een borrel op en is helaas te nadrukkelijk aanwezig. Het is wel leuk om Leo te ontmoeten. We wisten van Christoph dat hij ergens achter ons fietste en mooie avonturen beleefd. De avond eindigt minder gezellig als er wat onduidelijkheid is over de bestelling en de rekening, waarbij de inmiddels beschonken Simon zich ronduit irritant gedraagt. De vorige avond met ons vijven was een stuk gezelliger, jammer.

 

Op Eerste Kerstdag fietsen we Kohima uit. Er is bijna geen verkeer op de weg. Er zijn wel veel mensen te voet op straat en die zijn op hun kerst-best gekleed: jongens en mannen in pak, meisjes en dames met lippenstift in feestelijke jurken en op hoge hakken. Wij wensen iedereen een ‘Merry Christmas’ toe en krijgen een ‘Happy Christmas’ terug. Wij zijn in dit geval ook Christoph, Tanja & Jacob. Leo blijft nog wat langer in Kohima hangen.

 

Het is heel helder vandaag en de route is prachtig mooi. De mooiste sinds we de bergen van Nepal uit zijn gefietst. De dorpen liggen als een soort versiering op de heuveltoppen; het doet bijna Italiaans aan. Na ongeveer 30 kilometer verlaten we Nagaland en fietsen de deelstaat Manipur binnen. Even later krijgen we bij een checkpoint een stopteken: ook hier moeten we ons registreren zoals we dat bij Nagaland hebben gedaan. Deze keer staan we in een heus kantoortje  en moet er formulier voor buitenlanders worden ingevuld. De procedure wordt beëindigd met een heuse stempel in ons paspoort.

 

We stoppen vandaag in het dorp Senapati. Dit deel van Manipur is nog bijna volledig christelijk en dus viert iedereen thuis kerstmis. Er zijn verschillende hotels, maar er lijkt er maar één open te zijn: Susan’s Residential Lodge. Tenminste, toen we gisteren belden zeiden ze dat ze open zouden zijn. Als we er aankomen is er een mevrouw aanwezig, maar ze lijkt nogal apathisch te zijn. Aanvankelijk zegt ze dat de lodge vol is. Christoph dringt aan dat ze de manager belt en dan blijkt dat alle kamers beschikbaar zijn. 

De lodge ligt echter twee hoog en is alleen bereikbaar via een smalle trap. Op straatniveau kunnen we de fietsen niet achterlaten. Nieuwsgierige dorpsbewoners adviseren ons naar andere hotel te gaan, die beter, goedkoper, fijner zijn en ook open met kerst. We proberen er twee van maar die zijn beiden toch echt dicht. Dan maar terug naar Susan’s en dan maar klooien met de fietsen de trap op. Jakob en Tanja nemen de goedkopere niet schoongemaakte kamer. Wij betalen wat meer voor een kamer die ook niet schoongemaakt blijkt te zijn. Ze kunnen voor eten zorgen, maar doen dat niet. De warme douche wordt later op de avond een emmer met lauw water. Wat een sof deze plek!

 

Om half zes is het pikdonker en lopen we, nog in onze fietskleding, het dorp door op zoek naar eten. Athisii Osanah, een ontzettende aardige man, is zijn schoongemaakte restaurant net aan het afsluiten en biedt hulp aan. Hij brengt ons naar een ander klein restaurantje en overlegt in de keuken naar de mogelijkheden. Terwijl ze omelet, rijst, dal en een salade voor ons gaan klaarmaken, lopen we met Athisii terug naar zijn schoongemaakte keuken en drinken achter gesloten gordijnen stiekem een biertje. Ja, ook Manipur is een dry state. Na het biertje vallen we hongerig aan op het eten.

 

Om half zeven lopen we door een uitgestorven dorp terug naar het ‘hotel’ en krijgen we de lauwwarme emmer water. We duiken na een miniwasbeurtje direct in bed. De tv werkt niet en daarom gaan we maar lezen. Het hotel heeft geen andere gasten dan ons vermoeide fietsgroepje. En toch wordt er op de gang voor onze deur continu druk gepraat en staan er beneden auto’s te toeteren voor de mensen die bij ons op twee hoog voor de deur staan te schreeuwen. Het blijkt het personeel plus aanhang te zijn… Om 11 uur vragen we of het misschien wat zachter kan. We willen graag slapen omdat we de volgende ochtend vroeg gaan vertrekken om naar een camping bij het meer onder de hoofdstad Imphal te fietsen. Het is ongeveer 105 kilometer en de kwaliteit van de weg zal niet heel goed zijn. Een ontbijt kunnen ze regelen, maar dat doen ze niet. Hebben we al gezegd wat een belabberde plek dit is?

 

’s Ochtends om half zeven gebruiken we eindelijk weer eens onze kookspullen om water te koken voor een kop koffie. Een paar chocoladekoekjes erbij en we kunnen op pad. Ons plan is dan inmiddels wat gewijzigd. Harry heeft erg slecht geslapen. Hij voelt zich grieperig en zou het liefst de hele dag in bed blijven liggen, maar dan niet hier in Senapati en zeker ook niet bij Susan’s. In plaats van helemaal naar de camping aan het meer te fietsen besluiten we te proberen om Imphal te bereiken. Het is dan afwachten hoe de beginnende griep zich ontwikkelt. Voor het geval dat wij de komende dagen flink achterop gaan raken, nemen we in Senepati afscheid van Jakob, Tanja en Christoph. Zij vertrekken alvast en wij gaan het rustig aan doen vandaag. Imphal is niet zo ver: ongeveer 60 kilometer fietsen. We downloaden de NPO radio 2 app en zetten de top2000 aan. We zingen mee en spelen ons eigen top2000-spel: wie het eerst de naam van artiest noemt, totdat rond Imphal het verkeer te druk wordt en de muziek niet meer te horen is. De laatste 10 kilometer hebben veel van de zieke Harry gevraagd en als we vroeg in de middag bij een hotelletje kruipt hij meteen het bed in. ’s Nachts komt alle ondeugd er uit en is hij meer op de badkamer als in bed te vinden. We boeken de volgende dag een extra dagje bij in ons hotel. Harry knapt gedurende deze dag gelukkig weer een stuk op. Misschien toch iets verkeerds gegeten en gelukkig geen griep van een paar dagen!

Tijdens het ontbijt worden we aangesproken door Sourev, een sportjournalist bij de Times Group, die onder andere “The Times of India” uitbrengt. Hij is helemaal uit Kolkata (Calcutta) naar Manipur afgereisd om een belangrijke voetbalwedstrijd te verslaan. In tegenstelling tot de rest van India (waar cricket de belangrijkste sport is) is in Nagaland en Manipur voetbal volkssport nummer 1. Veel goede voetballers komen dan ook uit deze staten. Sourev is enorm geïnteresseerd in ons verhaal en wil ons graag interviewen. Uiteindelijk spreken we voor morgenvroeg af, tijdens het ontbijt.

 

Nog twee dagen fietsen naar de grens met Myanmar. Aan deze grens ligt Moreh, het laatste dorp dat we in India zullen aandoen. Moreh ligt op meer dan 100 km van hoofdstad Imphal. Mede gezien het gebergte dat we in de tweede helft moeten doorkruisen, is dat te ver in één dag. Probleem is dat we tussen Imphal en Moreh niet echt betrouwbare overnachtingsmogelijkheden kunnen vinden. Betrouwbaar in de zin van dat deze er daadwerkelijk zijn. Google Maps laat de nodige lodges, homestays en hotels zien op 50 kilometer van Imphal aan de voet van het gebergte richting Myanmar. De voorkeur gaat uit naar het plaatsje Pallel. Maar ja, we hebben al eerder uitgelegd dat een hotel in India heel vaak een eettent is en dat lodges misschien wel op de kaart van Google staan, maar niet in de echte wereld. Vaak ontbreken reviews, foto’s en contactinfo. We zullen zien!

 

Met een korte etappe naar Pallel voor de boeg doen we het ’s ochtends lekker rustig aan. Met Sourev de journalist spreken we pas om half 9 in de ochtend af. Het wordt een leuk gesprek; hij is niet alleen in het sportieve karakter van onze reis geïnteresseerd, maar stelt ook heel veel vragen over het doel, het waarom en de achtergronden van ons verhaal. Een uur later worden er foto’s genomen en spreken wij af dat hij het uiteindelijke verhaal naar ons door zal mailen. We zijn benieuwd!

Het is dan 10 uur als we bij het hotel wegfietsen. We fietsen door het drukke Imphal en stoppen tig keer om een paar boodschappen te doen totdat we bij een supermarkt van circa 200 m2 komen. Dat is de grootste die we in India ooit hebben gezien. We kopen er de laatste boodschap van ons lijstje: een grote pot Nescafé. Onderweg ontvangen we een sms-je van Christoph; hij en Jakob en Tanja zijn bij het meer weggefietst en hebben ook hun oog laten vallen op dorp Pallel. We’ll meet again, leuk! Uiteindelijk komen we een half uurtje eerder dan onze fietsvrienden aan. Gewoonlijk worden we, zodra we in een dorp de remmen dichtknijpen, door een boel mensen bevraagd. In Pallel komt echter niemand op ons afgestapt, dus we lopen naar een paar winkeltjes en vragen de locals met de vraag naar de overnachtingsmogelijkheden (lodges, hotels, cottages, inns). Het antwoord is consequent en kort: die zijn er niet… Ze adviseren ons om bij het politiekantoor te informeren. Daar vertellen ze ons dat we het beste nog 25 kilometer berg op kunnen fietsen want daar zijn veel accomodaties. Het is echter al te laat om de klim te starten. 

De agent belt het telefoonnummer van een homestay. Een jonge knul komt op de scooter naar het bureau. Hij schijnt zijn thuis op internet te hebben aangemeld als homestay maar verhuurt geen kamers. Zijn buurman heeft echter een groot mooi huis en even later komt hij ons trots vertellen om met hem mee te gaan. Het wordt een onvergetelijke avond, nacht en ochtend met deze uitermate gastvrije familie en buurmensen. 

 

Dan breekt de laatste dag aan in India. Het is nog 60 kilometer naar Moreh waar we de laatste overnachting in India willen doen. Tanja en Jakob vertrekken vroeg omdat het best een pittige etappe wordt. De familie en buurman vergezelt hen en later ons naar een plaatselijk restaurantje voor ontbijt en dan is het voor ons ook tijd om aan de etappe te beginnen. We fietsen vandaag met Christoph die zo ongeveer wel hetzelfde tempo heeft. Op een aantal huisjes en kleine dorpjes na is de weg vandaag het enige dat de schoonheid van de ongerepte natuur onderbreekt. Rondom worden de heuvels gehuld in groene dekens van jungle-achtige vegetatie. De route van vandaag is adembenemend mooi maar inderdaad ook best pittig: klimmen en dalen, warm en koud en bijna geheel op een on-Indiase goede weg. 

 

In Moreh checken we lodge na lodge en alhoewel ze uitstralen volledig verlaten te zijn komt iemand ons elke keer vertellen dat ze vol zitten. Na een stuk of 15 lodges houden we er mee op en fietsen terug naar het begin van het dorp waar een groot en duur hotel staat. Tanja en Jakob zijn eerder aangekomen en hadden ook al geen geluk bij de andere accommodaties en hebben hier een kamer geboekt. Er is nog plek en onze laatste overnachting wordt veruit onze duurste overnachting in India: voor 3600 roepie (omgerekend € 40) genieten we van een kamer met plastic tulpen op het dressoir. Morgenochtend fietsen we de laatste 600 meter en dan komen we aan in Myanmar. Benieuwd naar wat dit toch nog wat mysterieuze land ons gaat brengen. Ons visum geeft ons maximaal 28 dagen om dat te ontdekken.