Assam

Gepubliceerd op 22 december 2018 om 10:00

De tweede staat die we in noordoost India aandoen is Assam. Het is de grootste en volkrijkste staat van noordoost India. De staat wordt voor een groot deel ingenomen door de vallei van de kilometers brede Brahmaputra rivier. 

Waar we veel overheen fietsen zijn de talrijke zijrivieren die van de Himalaya in het noorden naar de machtige Brahmaputra in het zuiden stromen. De uitlopers van de Himalaya blijven lang in het zicht. We fietsen vlakbij de zuidgrens van het bergkoninkrijk Bhutan. 

Waar we heel veel doorheen fietsen zijn natuurlijk weer rijstvelden, waarop de oogst heeft plaatsgevonden en nu de koeien zich te goed doen aan de overgebleven stoppels; en onmetelijke theeplantages, Assam staat bekend om de productie van hoge kwaliteit thee.

 

De theeplantages blijven ons dus vergezellen, maar we merken ook best wel wat verschillen met West-Bengalen als we Assam binnenfietsen. Het meest in het oog springend: de kwaliteit van de wegen. Die is in Assam aanmerkelijk slechter dan in West-Bengalen. Zelfs een “interstate”-weg die door meerdere staten loopt, wordt blijkbaar niet door de centrale regering onderhouden, maar door de staten zelf. Zo fietsen wij over dezelfde saaie vierbaansweg van heerlijk glad asfalt ineens over dezelfde weg maar dan vol met kuilen, gaten en regelmatig ontbrekend asfalt. Bijzonder is dat spookrijden hier blijkbaar de gewoonste zaak van de wereld is, of in ieder geval algemeen geaccepteerd. Regelmatig worden we op “onze” helft van de vierbaansweg tegemoet gereden door een vrachtauto of auto. Je hebt hier geen afritten en viaducten, als je naar de overzijde wil (bijvoorbeeld naar een eettent) dan rij je gewoon een stuk op de verkeerde weghelft. Om het nog verwarrender te maken rijden de “grotere” spookrijders (vrachtwagens en auto’s) rechts en de “kleinere” (tuktuks, motoren en fietsers) links. Het is maar dat het weet…

 

Wat we naar een paar uur fietsen al kunnen constateren is dat er veel meer naar ons gezwaaid wordt. En blijkbaar kunnen er nóg meer selfies van ons op een dag gemaakt worden. 

Dat maken van een selfie gaat bijna altijd volgens de volgende ‘procedure’:

  1. een motor remt af en blijft een beetje naast ons rijden
  2. de motorrijder maakt na een tijdje voor zichzelf een keuze: 
    1. hij stelt de 3 standaardvragen (waar komen jullie vandaan, waar gaan jullie naartoe, waar slapen jullie vannacht) of 
    2. hij trekt op en blijft een tijdlang in ons tempo voor ons rijden
  3. ingeval van 2a. wordt na een tijdje de vraag gesteld Selfie? Deze vraag gaat meestal ook gepaard met een “!” Niet dat het gebiedend is, maar een bescheiden vraag kan je het ook niet noemen
  4. ingeval van 2b. trekt de motorrijder eventjes op om wat meer afstand van ons te nemen en op een paar honderd meter te stoppen, zijn helm af te doen en haren te fatsoeneren, zijn smartphone alvast uit de jas te halen en tenslotte af te stappen om ons een soort stopteken te geven, al dan niet zwaaiend met zijn telefoon.

 

Het is best vermakelijk en we geven ze graag de voldoening om die rare buitenlandse snuiters in hun fietspakjes op een selfie te vangen, maar op den duur en dan met name als de middag vordert, kan het ietwat vervelend worden. Want als er “één selfie over de dam is, volgen er meer”. Vaak stoppen ook andere motorrijders om een selfie met ons te scoren en voordat je het weet sta je daar langs de weg minutenlang naar een boel verassend moderne smartphones te glimlachen. En dan hebben we de momenten nog niet genoemd als we zélf vrijwillig stoppen om te lunchen of een fles water te kopen. Een gestaag groeiende groep komt dan om je heen staan en vele selfies volgen. De selfies in Assam remmen ons dagelijks af zoals de thee in Turkije dat deed. Onze voorkeur gaat naar de Turkse thee momentjes.

 

Kamperen of wildkamperen is mede daarom volgens geen optie in dit dichtbevolkte deel van India. Campings zijn er niet en het is gewoon te druk om “als bezienswaardigheid” een plekje te vinden om ongestoord de tent op te zetten en een potje te koken. Wij zijn niet van het zogenaamde “stealth-kamperen”, waarbij je in het donker en zoveel mogelijk uit het zicht je tentje opzet en voor zonsopgang weer weg bent, maar ook dan lijkt het ons schier onmogelijk om onopgemerkt te blijven. 

We zijn dus afhankelijk van lodges, pensions en hotels. Het geluk hierbij is dat de meeste hotels tussen de €10 en €20 kosten. Het ongeluk is dat ze lastig te vinden zijn. Zo is de naam hotel vaak verbonden aan restaurants. Zoeken op internet op hotel heeft weinig zin; zoeken op lodge levert vaak meer en meer betrouwbare resultaten op. Maar het blijft wat dun bezaaid in Assam en het is daarom moeilijk om onze route hierop af te stemmen. We dubben of we aan de noord- of zuidzijde van de Brahmaputra gaan fietsen en dan naar Guwahati respectievelijk Shillong koersen. Op de route naar Shillong ontbreekt het geheel aan accomodaties en aangezien Harrys achillespees een onzekere factor blijft, kiezen voor de noordzijde waar de keuze weliswaar beperkt is, maar in ieder geval iets ruimer dan aan de overkant. 

 

Een korte etappe is op onze eerste dag in Assam niet mogelijk. Er staat 94 kilometer op de teller als we in hotel ‘Seven Brothers’ in het stadje Kokrajhar inchecken. De vier (de andere 3 hadden blijkbaar verlof) jonge jongens achter de receptie spreken geen woord Engels, maar het lukt toch om een sleutel te krijgen van een aardige kamer voor minder dan €10. Wat niet zo goed lukt is om eten te bestellen. Even na zes uur geven we aan de jongens door wat we van de menukaart wensen, die op de kamer ligt. We vragen of de donkere ruimte naast de receptie het restaurant is. Dat is niet (meer?) zo. Iemand wijst ons dat het restaurant om de hoek is. We lopen de hoek om maar zien niets. Dankzij een Engels sprekende medegast wordt ons duidelijk dat het eten in de kamer wordt gebracht. Dit hotel heeft dan weer geen restaurant. Heel verwarrend allemaal. We gaan terug naar de kamer en wachten hongerig de komst van het eten af. Als er om kwart over acht nog steeds geen eten is, gaan we terug naar de receptie. De jongen, die nu achter de receptie staat, spreekt zeer beperkt Engels en weet ons duidelijk te maken dat er tot acht uur besteld kan worden en dat het eten dan om half tien wordt bezorgd. Half tien? Ja, half tien, dat is in India normaal: eten en dan direct slapen. Na een dag fietsen is half tien voor ons (te) laat. We schrokken het eten naar binnen en houden ons aan de Indiase traditie om daarna direct te gaan slapen. De tandenborstels kleuren fel geel van de pittige kruiden.

 

Omwille van de nog steeds ontstoken pees willen we de volgende dag toch echt een kortere etappe fietsen. Doel is een lodge in Bijni maar in de navigatie app maps.me staat per ongeluk nog de route naar Shillong aangegeven en fietsen we de verkeerde kant op: we koersen af op de brug over de Brahmaputra. Roelie is wel erg nieuwsgierig naar de brug. Bij een wegrestaurant is verteld dat de brug 7 kilometer lang is en dat er een deel van één kilometer is waar geen pilaren onder staan. Dat zou een civieltechnisch wonder zijn maar het zal wel wat overdreven zijn. Doordat we verkeerd zijn gefietst komen we Christoph weer tegen die we eerder in West-Bengalen zijn tegengekomen. Hij houdt vast aan het plan om naar de overkant te gaan. We vragen hem om de brug te checken, maken voor de afwisseling nu zelf een keer een selfie en zetten alsnog koers naar Bijni.

 

De lodge in Bijni is van naam veranderd of verdwenen. Feit is dat de enige overnachtingsplek dat het stadje rijk is, een vies hok blijkt te zijn, zonder ramen maar met een wc die waarschijnlijk al in tijden geen poetsbeurt meer heeft gehad. Getsie! Als de eigenaar voor dit hok ook nog een stevige prijs durft te vragen, is het voor ons duidelijk: we fietsen door naar het volgende stadje Barpeta Road, zo’n 33 kilometer verder. Het is inmiddels wel al bijna 3 uur en ruim voor 5 uur wordt het al donker: dat wordt aanpezen (haha, pezen) geblazen. Wat de vaart er echter in houdt, is dat Harry twee goede hotels heeft gezien, naast elkaar gelegen en voor een prima prijs.

 

We proberen de “selfie-makers” vriendelijk af te wimpelen door te zeggen dat ze al rijdend maar eentje moeten maken. We hebben immers haast. Als we in de schemering de rand van Barpeta Road bereiken en even stoppen om de beoogde fijne hotels op Google Maps op te zoeken om er naartoe te navigeren, slaat de teleurstelling toe: de hotels blijken nog eens 38 kilometer verderop te liggen. Huh?? Oeps verkeerd gekeken. Wat op Google Maps leek als twee blokken verder, betekent in werkelijkheid nog eens twee uur fietsen.

 

Het is inmiddels volledig donker en we besluiten om op goed geluk Barpeta Road binnen te rijden om te kijken of we een hotel of lodge kunnen zien. Volgens internet is er als backup een guesthouse nog zeven kilometer naar het zuiden buiten het dorp. We zijn dolblij als we bij binnenkomst van het dorp een verlicht bord zien met 'Royal Palace Hotel' er op en iets met ‘for a comfortable stay’. Het hotel blijkt gloednieuw, verhuurt kamers en is eigenlijk nog niet officieel geopend. De managers doen er werkelijk alles aan om ons van dienst te zijn (een gaat zelfs met ons mee boodschappen doen). De kamer en badkamer is ruim, nieuw en schoon (op een mini-kakkerlak na) en spotgoedkoop. Top! 

 

Wat het nog leuker maakt is dat in de plint van het hotel een patisserie annex restaurant ('Kamrup Bhandar' genaamd) is gelegen die een afwijkende menukaart hanteert. Even geen standaard gravy. We bestellen als voorafje een Samosa, een krokante gebakken deeglaag rond een pittige kikkererwt vulling, daarna komt de smaakexplosie Papri chat, dat zoet, zuur en pittig smaakt en zowel krokant als romig is, een Paneer masala dosa, een flinterdun brood belegd met schilfers kaas met dips en een linzensoepje. Het hoofdgerecht is een fried rice dat helaas minder is. Als toetje delen we een bolletje exotisch vanille ijs, een brownie en een Jelebi, een gevlochten en in suikersiroop verdronken koekje geel van de saffraan. Oh ja, of we op het eind hiervoor inclusief frisdrank het bedrag van nog geen €5 willen afrekenen? Oké, geen probleem!

 

Sinds Georgië eten we geen vlees meer (uitgezonderd de salami op de pizza in Kathmandu’s beste Italiaanse restaurant). Niet omdat we vegetariër zijn geworden, maar omdat het zeer risicovol is om hier als westerling vlees te eten. Het is daarnaast lastig fietsen met een buikloop. Bijkomend voordeel: het is een stuk goedkoper en eerlijk gezegd, de eieren en paneer (een melkproduct) zijn een uitstekende kipvervanger. We missen vlees helemaal niet. De kippetjes worden hier vers geslacht. Dat betekent dat er langs de weg een kooi vol levende wit gevederde kippetjes staat met daarnaast een houten plank met hakmes en daarnaast liggen ongekoeld de geplukte dan wel geslachte versie, vol met vliegen. Wij zijn bang dat de levende kippetjes weten wat hun te wachten staat.

 

Dankzij de verkeerde route en het stinkhok van Bijni hebben we in plaats van de beoogde korte etappe, uiteindelijk 103 km gefietst. Het is nog 105 kilometer naar Guwahati. De enkel is niet echt veel slechter geworden van die 103 km en we besluiten om in één dag naar Guwahati te fietsen en daar dan een rustdag te pakken. Of dat nou slim is? Uiteindelijk niet, want na de 105 zal blijken dat de enkel toch weer is uitgegroeid tot een olifantenpoot.

 

Als we ’s ochtends vertrekken zijn we blij dat we de avond ervoor nog boodschappen hebben gedaan met de manager. Het restaurant onder het hotel zou om 7.30 uur open gaan, maar dat is niet zo. Bij het uitchecken krijgen we nog een aandenken mee en wordt een typische Assam shawl omgehangen.

 

Het wordt tevens de dag van de Samosa. Rond 10 uur stoppen we in een dorpje bij een bakker en kopen er heerlijke krokante gevulde ballen. Aan het begin van de middag worden we uitgenodigd door Ahmed om thee bij hem te drinken. Hij is leraar, net als zijn vrouw en trots vertelt hij over hun vier kinderen. We krijgen niet alleen thee, maar een tafeltje wordt gevuld met heerlijke snacks, waaronder ook weer samosa’s. De thee is heel kruidig met veel melk en suiker. Zo zien we ze vaak langs de weg gemaakt worden.

 

We blijven niet lang op bezoek bij Ahmed omdat we nog steeds 50 kilometer voor de boeg hebben. Als dat er nog maar 15 zijn, stoppen we bij een restaurantje om een colaatje te drinken. We kunnen de verleiding niet weerstaan en bestellen er twee samosa’s bij die op de balie staan. Ze zo lekker zijn dat we er nog twee bestellen... 

 

En dan komen we eindelijk aan bij de beroemde rivier: de Brahmaputra. Daar staat een motorrijder met stralend gebit ons op te wachten. Hij heeft onderweg al even met Harry gesproken. Hij is tandarts in Guwahati en nodigt ons uit om ’s avonds met hem koffie te drinken of iets te gaan eten. We wisselen telefoonnummers uit en spreken af om 19 uur contact te hebben.

 

We fietsen verder en steken met een veerboot de brede rivier over. Die levert ons een half uur later in het donker af in het drukke centrum van de stad. Het beoogde hotel is dan niet ver meer en na 105 kilometer zijn we blij met een kleine maar vrij moderne kamer van OYO Hotel Barney Grand. 

Om 20 uur hebben we nog geen reactie van de tandarts en besluiten we dat de honger gestild moet worden. Een uur later komt de tandarts bij ons hotel langs en brengt een tas vol vruchtensapjes en koekjes. Hij nodigt ons uit om de volgende dag met een Uber taxi naar zijn huis in een dorp 40 kilometer verderop te komen. Heel erg aardig, maar we willen vooral de enkel rust geven en slaan het aanbod tot zijn grote teleurstelling af.

 

Tot onze verbazing zien we op de blog van Christoph dat hij ook al in Guwahati is aangekomen. Hij heeft vandaag maar liefst 160 kilometer gefietst. We spreken af elkaar de volgende dag ergens te gaan zien. Dat wordt uiteindelijk om borreltijd met een biertje en daarna eten we in een restaurantje om de hoek. We praten weer honderduit. Over die 160 kilometer wil hij het niet hebben. Hahaha, wat een ontzettende leuke en aardige kerel is Christoph.

 

De enkel is de volgende dag helaas nog steeds best wel dik. Misschien hebben we de enkel toch nog te weinig rust gegeven in Siliguri. We plakken er maar opnieuw rustdagen aan vast en dan ook echt rustdagen: pootje omhoog, niet te veel lopen, oefeningen doen en creme smeren. Gelukkig zitten we in een fijn hotelletje. Deze keer geen Harry Potter, maar Titanic, The Matrix en The Bodyguard en het WK hockey heren dat in India wordt gehouden en waar Nederland eerst gastland India en regerend wereldkampioen Australië verslaat maar in de finale verliest van onze zuiderburen.

 

Na vier dagen rust leidt een rustige, afwisselende maar helaas ook flink stoffige weg ons naar Morigaon. Onderweg stoppen we een keer voor water en worden we wederom omsingeld. Harry krijgt een dikke microfoon in zijn handen gedrukt en ratelt voor de camera een heel verhaal af voor een lokale tv-zender of zo… Daarna worden we meegesleurd naar de overzijde van de weg om de voorstelling van een goochelaar te zien. Trots laat de goochelaar ons een officieel certificaat zien. En hij is eigenlijk gewoon erg goed en laat munten en stenen verdwijnen. Na afloop van de show weigert hij onze fooi: ‘we zijn te gast’. 

 

We fietsen vandaag tussen wat heuvels, rijst- en mosterdzaad velden door. Een mooie route van 75 kilometer. Op aanraden van de jonge, lollige maar helaas geen engels sprekende manager van het basic pension in Morigaon gaan we ’s avonds naar een restaurant en bestellen het bijna standaard menu: plain rijst, een vegetarische curry en een saus met paneer (butter masala of do pyoso). De manager had gelijk: het is een goed restaurant. We bedenken ons dat we altijd al groot fan zijn van de Indiase keuken en dat we ons moeten realiseren dan we ons momenteel nog in het “walhalla” bevinden. Dus nog geen keuze uit de ZO-Aziatische of Chinese keuken, maar Indisch. De rekening voor het topdiner dat volgt is nog geen € 5. 

 

Het paradijs stort de volgende dag als een kaartenhuis in elkaar omdat het regent dat het giet en de weg al snel onbegaanbaar blijkt te zijn. We vertrekken in vol ornaat qua regenkleding. Het is 85 kilometer naar Hojai, het regent hard en de wind waait flink in ons gezicht. De weg is echter (ook dat nog) “under construction” en op veel stukken onbegaanbaar omdat het asfalt en het onderliggende fundament ontbreekt. We moeten onze fietsen duwen terwijl de auto’s, mini bussen en tuktuks om ons heen vast komen te zitten. 

 

Na zes kilometer ploeteren opperen we de vraag of het niet beter is om om te keren. Terug hetzelfde drama ondergaan lijkt ons echter ook niet fijn. We gaan verder maar niet naar Hojai; we rekenen uit dat we met de huidige “snelheid” we die stad pas na een uur of negen zullen bereiken. Er ligt op links nog een stadje tussendoor: Nagaon. De dagetappe telt dan maar 40 kilometer maar het blijken 40 belachelijk rotte en zware kilometers. De “weg” wordt namelijk nog slechter. De banden slippen niet alleen maar raken vol modder omdat er een dikke extra laag aan blijft plakken die niet onder de spatborden door past. De schijfremmen zijn niet meer te zien onder dikke klompen modder. We moeten geregeld van de fiets en  duwen. Ook dat drama kan nog erger als de wielen niet meer willen ronddraaien… 

 

In Nagaon stoppen we bij een pompstation en vragen of er een optie is om de fietsen af te spoelen. Er wordt een tuinslang voor ons gehaald en we zijn minstens een uur lang bezig met het afspoelen van de ergste modder. Tussendoor trakteert de pompmanager ons op een kopje zoete melkthee. Naderhand nodigt hij ons uit om even binnen te komen in het kantoor. Hij gaat voor ons het hotel bellen verderop in de straat om onze komst aan te kondigen. In het kantoor zit een collega en even later komt zijn broer binnenvallen. We worden getrakteerd op nog een thee, een koekje en een Samosa. De broer is dokter en vertelt dat hij als 65 jarige graag wil leren fietsen. Hij laat trots een foto zien van zijn gloednieuwe Trek MTB die hij 5 dagen geleden heeft gekocht. 

 

De mannen adviseren ons om niet verder naar het zuidoosten, maar richting noordoosten naar het Kaziranga National Park te fietsen. Vanuit de hele wereld trekt dit bezoekers en nu we er zo dicht bij zijn, mogen we volgens hen een bezoek niet overslaan. Langs die route zijn er meerdere accomodaties te vinden in alle prijscategorieën en het is veiliger. Dit is niet het eerste keer dat we een advies krijgen omtrent de veiligheid van onze beoogde route. De vorige keer was in Guwahati: “stay on the main road”. We worden nieuwsgierig en vragen wat door: bedoelen jullie de verkeersveiligheid? Nee, maar meer toelichting krijgen we niet. Later horen we dat er in twee dorpen op die route vroeger ongeregeldheden zijn geweest. 

 

De geadviseerde route is volgens de heren maar 30 kilometer langer dan wat wij hadden bedacht. Die 30 blijken er na verdere bestudering 70 te zijn en dus een extra dag India. Inmiddels hebben we dan de modder van onszelf afgespoeld met een koude douche en zitten we droog in het shabby hotel van Nagaon. We zien op Google maps een mooi resort langs de geadviseerde route. We openen de website of we een prijs kunnen vinden en krijgen een nieuwbericht te zien: ‘British royals stay at Diphlu Lodge’. Aha, dit resort is duidelijk boven ons budget ;-)

 

Maar we nemen het advies van de tankstation-mannen over en zetten op een bewolkte maar droge nieuwe dag koers naar Kaziranga National Park. We bespreken onderweg of we wel of niet een safari toer zullen boeken. Het zal niet goedkoop zijn. Bovendien willen we echt wilde dieren zien en niet bij elkaar gedreven wilde dieren zodat toeristen een foto kunnen maken. Harry neigt naar niet, Roelie neigt naar wel. 

Een keuze hoeven we uiteindelijk niet te maken. Onderweg zien we namelijk vanaf de weg al twee wilde neushoorns en een wilde olifant. Allen op veilige verre afstand en te ver om met een iPhone goed op de foto te zetten, maar wel indrukwekkend en wel echt wild!

 

We overnachten in een resort tegenover de ‘royal’ Diphlu River Lodge. Als we een paar boodschappen gaan doen zien we werkolifanten met mannen en takken op de rug langskomen. De slagtanden zijn verwijderd en om de poten zitten kettingen. De olifanten maken op ons een bedwelmde indruk. We hebben op onze reis zo veel ezels, paarden en ossen aan het werk gezien, maar de werkende olifant grijpt ons aan. Zeker als je weet dat olifanten in gevangenschap zich niet of nauwelijks voortplanten; de meesten worden in het wild gevangen en daarna gedomesticeerd… Dit past niet, dit hoort niet.

 

Het resort is voor ons doen duur, we willen afhaken met de melding dat het helaas niet past in ons dagbudget. De manager biedt ons prompt een korting aan van 25% en trekt ons zo over de streep. Het is vast ook duurder omdat het een zwembad heeft. Helaas is het - op de regendag van gisteren na - de koudste dag in India en gaan we niet verder koukleumen. We duiken vroeg in bed en zetten de tv aan. Onze buren hebben ook de tv aan en zitten buiten aangelengde whiskey te drinken. Hun tv staat lekker hard en daarom zetten wij de tv ook lekker hard en zoeken een spannende film op. Helaas valt de stroom vaak uit, zo ook vlak voor het einde, zodat we de ontknoping missen. Onze oogleden vertellen ons echter dat we het einde van de film überhaupt niet gehaald hadden.

 

De volgende dag fietsen we verder door het National Park, maar helaas zien we geen grote viervoeters meer. Wel zien we weer werkolifanten, allen met een jonge knul maar verder zonder lading op hun rug. Naar verwachting zijn ze op de terugweg na een safari toer die je hier overal kunt boeken.

 

We zijn op weg naar Golaghat en hebben op internet een leuk hotel buiten de stad gevonden. De mensen onderweg lijken wat meer gewend te zijn aan buitenlanders. We worden wel aangestaard en zo, maar nog nauwelijks om een selfie gevraagd. Ook wordt er minder gezwaaid, hebben wij de indruk. Wat wel nog gewoon voorkomt is de “inhaalprocedure” die we in India dagelijks meerdere malen mee beleven en altijd een glimlach bij ons wekt. Het gaat als volgt:

1 we halen een (jonge)man op een fiets in

2 hij kijkt verwonderd, vooral naar Roelie, die hem met een bepakte fiets inhaalt

3 in onze spiegel zien we dat hij verwoede pogingen doet om ons bij te houden

4 binnen niet al te lange tijd zet hij nog eens aan en haalt ons in

5 om vervolgens 50 meter verderop te arriveren op zijn bestemming (en kan uitrusten).

 

Het leuke hotel, het Kingfisher resort, treffen we gelukkig aan op de door Google Maps beloofde plek. We hebben er zo’n 85 kilometer op zitten, maar arriveren toch nog voor 14 uur. We worden hartelijk ontvangen door George: de meest aimabele, vriendelijke en zorgzame man die we tot op heden hebben ontmoet. Hij is ex-militair, ex-bokser en zichtbaar levensgenieter en verteld honderduit over India en Assam. We krijgen een on-Indiase kamer aangeboden: ruim, schoon, smaakvol ingericht en met flatscreen TV met HD movie channels! George zet ons een prima lunch en later diner voor met gerechten uit Assam, die toch echt wel anders (maar bijna net zo lekker) zijn dan de typisch Indiase keuken. ’s Avonds komt George nog een keer onze kamer “binnen vallen”. Hij heeft van zijn zus, die een hotel bestiert in Golaghat (8 kilometer verderop), gehoord dat zij twee fietsers uit Oostenrijk onder haar dak heeft. George regelt meteen een telefonisch contact tussen ons en het Oostenrijkse stel.

 

De Oostenrijkers zijn van plan de volgende dag naar Dimapur te fietsen. Dat zijn wij ook. Grote kans dat we elkaar ergens onderweg gaan tegenkomen. De volgende ochtend nemen we afscheid van onze nieuwe vriend George en fietsen de mist in.

 

Er wacht ons een stuk van 20 kilometer door het bos en zeker 100 olifanten. Die zien we echter allemaal niet. Dat komt mede omdat de weg zo slecht is dat de ogen continu gericht zijn op te omzeilen bulten, gaten en gladde modderpartijen. En als er dan sporadisch een goed stukje asfalt bij zit, dan maken ze daar vaak verschrikkelijk irritante verkeersdrempels in.

 

Er rijden geen auto’s op dit stuk weg. Alleen vrachtwagens en jeeps en twee Oostenrijkers: Tanja en Jakob. We komen elkaar om 10 uur tegen in een dorpje waar zij dan net ontbeten hebben. We spreken af om in Dimapur te proberen in dezelfde accommodatie te overnachten: de Longchen Homestay. Ze springen weer op de fiets en wij zoeken een copyshop op. George zei dat we kopietjes nodig hebben van ons paspoort om ons in de volgende staat Nagaland te registreren. We zijn bezig aan de laatste kilometers door Assam. Vlak voor de grens zien we Jakob en Tanja staan; ze vertellen dat ze een flesje wijn hebben gehaald omdat Nagaland een zogenaamde ‘dry state’ is. De "slijterij-dichtheid" zo vlak voor de staatsgrens viel ons al op. Wij gaan ook maar naar een slijterij: met de kerst een glaasje wijn is toch wel lekker en gezellig. De wijn is echter duur en van twijfelachtige kwaliteit. Een klant vertelt dat hotels in Nagaland vaak wel iets voor de gasten kunnen regelen. We laten de wijn in Assam en fietsen door de poort Nagaland in.