Op naar de Zwarte Zee (Anatolië 3)

Gepubliceerd op 23 september 2018 om 18:00

Turkije remt ons serieus af: te veel mooie ontmoetingen, te veel thee, te veel omwegen, die we op het laatste moment inlassen en natuurlijk te veel bergen. We hebben het enorm naar onze zin, maar beseffen wel dat door de straks naderende winter onze reisplannen door Kazachstan en Oezbekistan niet meer mogelijk zijn. Ook willen/kunnen we uiterlijk in november de door ons vurig gewenste Annapurna Trail in de Himalaya lopen. We weten dat we mooie landen zullen misfietsen, maar we geníeten en dan moeten we ons niet door een reisschema, dat in Oirschot is bedacht, op laten haasten.

 

In Eskipazar krijgen we voor ons vertrek beide nog een dikke knuffel van de super lieve gastvrouw van het pension. We fietsen vandaag naar Safranbolu, een andere tip van Samet. Al vrij vroeg in de middag arriveren we in dit toeristische dorp. Zelfs de Aziaten met selfiestick ontbreken niet, sterker nog, ze lopen in ruime aantallen en in grote groepen door het oude centrum. Het dorp ligt in een kloof en heeft oude houten huisjes in traditionele Ottomaanse stijl met witte geverfde leem. Smalle straatjes lopen er tussen door. Het duurt even voordat we ons kunnen oriënteren en lopen een paar keer rondjes tussen de vele winkeltjes en restaurantjes. Al snel besluiten we een extra nachtje te blijven in het charmante hotelletje in het oude centrum. Er is een bar met harde muziek (van Ramstein tot Modern Talking) waar je een biertje op het terras kan drinken. Vrij uniek voor Turkije. Geen gat in de markt overigens, we zijn de enige gasten; de Turken, Arabieren en Aziaten laten het terras en café ongemoeid. 

 

De volgende dag maken we een wandeling door de Tokatli Kanyuno. Deze kloof is prachtig, er loopt verder niemand tot aan het eind  waar een restaurantje ligt met er boven een uitkijkpost van een glazen terras (Kristal Cam Teras). Wij genieten van het uitzicht vanaf een waterval en gaan dan dezelfde route terug als dat we gekomen zijn.

 

Op de terugweg halen we Sari in, die bramen plukt en ons in het Engels aanspreekt. Ze komt oorspronkelijk uit Indonesië (Java) en woont nu 8 jaar met haar Turkse man in Safranbolu. Ze wijst ons op een bloemetje waar het stadje zijn naam aan ontleed: de safraan, en vertelt veel over Turkije en Indonesië. 

 

Terug in het historische centrum eten we een bordje mista, turkse ravioli met ayran, een zoute drinkyoghurt die (vaak) is opgeschuimd met sodawater. In eerste instantie (in Bursa) kreeg Harry het met moeite opgedronken, maar inmiddels vindt ook hij het een heerlijk drankje. Bovendien schijnt het gezond te zijn. 

 

Later in de middag, na nog een wandeling door het dorp en een fotosessie bij de grote ❤️safranbolu letters, gaan we weer naar Jacks Bar waar op hetzelfde volume de westerse muziek uit de boxen schalt. Geef ons maar de Turkse authentieke muziek, althans in dit land!

 

De volgende dag wordt de route vervolgd over een hele rustige en mooie D weg naar Arac. Onderweg kopen we een brood bij een bakkerij waarna de bakker ons thee brengt en druiven. Hij komt bij ons zitten met thee. We communiceren via de mobieltjes en begrijpen dat zijn winkel 2 jaar geleden gebouwd is en dat zijn broer ernaast een theeschenkerij bouwt. 

 

Arac blijkt een leuk bergdorpje en het heeft een groot hotel met maar weinig gasten. Voor 110 lira (omgerekend €15) krijgen we de sleutel van een prima kamer met balkon en kunnen we ‘s ochtends ontbijten. Tripadvisor helpt ons aan een restaurantje waar we pide, Turkse pizza bestellen. We vragen bij het afrekenen aan een Engels sprekende jongedame of ze weet of er gekampeerd mag worden boven op de berg in het Ilgaz Dagi National Park. Twee mannen helpen mee met zoeken op smartphones, er wordt gebeld en het lijkt geen probleem. Mooi, dan wordt dat ons beoogd doel voor morgen. Het alternatief is om eerst naar het noorden naar Kastamonu te fietsen en vanaf daar weer naar het zuiden een pittige etappe te doen naar Tosya. Kastamonu ligt dus echt niet op de route naar Osmancik waar een pakketje met contactlenzen (hopelijk) komende week wordt bezorgd bij Warmshowers-host Ramazan. 

 

We starten vroeg in de ochtend om hopelijk dan ook redelijk op tijd in Ilgaz Dagi Milli Park op 1800 m hoogte aan te komen, hout te sprokkelen en wild te kamperen. In Arac zijn de winkels nog gesloten en we hopen in dorpje Ihzangazi de boodschappen te kunnen doen om ook ‘s avonds te kunnen koken. Na 21 km met soms steile klimmetjes bereiken we het dorpje en er zijn gelukkig winkels zat. Als we het dorpje uitfietsen zien we echter donkere wolken boven ons hoofd en stoppen we bij een bushokje om te schuilen. Een man stopt en vraagt of we zin in thee hebben. Achter het bushokje staat een nu nog verlaten school. Hij is daar leraar en manager. Volgende week moeten de studenten weer naar deze hogeschool. We gaan met hem mee. Beter de regenbui uit te zitten met een kop thee dan in een klein bushokje. De manager heet Süleyman en blijkt een klein hutje op palen te hebben op het terrein van de school. Rondom het chaletje waggelen hordes ganzen, eenden, kippen en kalkoenen. De man woont in Kastamonu maar hij overnacht vaak in dit huisje. Na een paar minuten weten wij waarom; ondanks het kabaal van de beesten om ons heen, is dit te plek om helemaal tot jezelf te komen. Met trots vertelt Süleyman over zijn beroep, zijn universitaire vrienden in het buitenland en over het nieuwe soort zweefvliegje dat hij naar onderzoek in het National Park van Ilgaz Dag heeft ontdekt. We beloven uit te zien naar dit bijzondere beestje ;)

 

Na de thee volgt koffie en na de koffie bestelt hij lunch bij een restaurant in het dorp. De lunch is wederom pide met ayran. Lekker lekker lekker! Het is alweer een tijdje droog en we kunnen er tegenaan. De sfeer is echter zo prettig dat we een kop thee niet afslaan en een tweede ook niet. Het is al met al al wel wat laat geworden en we vragen ons af of we Ilgaz Dagi Milli Parki wel gaan halen vandaag. De grote beklimming van >1000 stijgingsmeters staat ons dan nog te wachten. Nog twee keer staan we op een kruispunt om te heroverwegen of het Kastamonu wordt of naar boven op de berg. Beide keren kiezen we voor de berg. Mochten we niet bovenkomen zoeken we onderweg wel een kampeerplek.

 

10 kilometer onder de top gaan het weer miezeren, volgens het hoogteprofiel moet het zwaarste stuk van de beklimming dan nog beginnen. De benen willen eigenlijk niet meer en we willen een kampeerplek vinden. Die vinden we niet: verder naar boven dus.

 

Het is net donker, het is koud en we zijn uitgeput als we inchecken bij een chique mega hotel boven op de berg. Voor 320 Tl (omgerekend € 45) hebben we een top kamer met een warme douche, diner en ontbijt. Ook hier zijn er weer bijna geen gasten. We laten ons vertroetelen na een dag met uiteindelijk 1575 stijgingsmeters. 

 

De volgende ochtend worden we wakker in een wonderschoon landschap. De zon schijnt en het belooft een mooie dag te worden. We besluiten alsnog naar het ‘kampeerterrein’ te fietsen 3 kilometer verderop en een wandeling te maken. Het kampeerterrein blijkt er toch niet te zijn, we zien alleen wat resten van kampvuurtjes. Dat wordt wildkamperen! We duwen de fietsen nog verder een heuvel op totdat we dik boven 1900 meter, in de beschutting van naaldbomen tegen de koude wind, een geschikt plekje vinden om onze tent neer te zetten. De wolken zijn ons niet goed gezind en hangen alweer rondom ons. Geen uitzicht dus en geen wandeling. Ook hebben we onze bedenkingen om de fietsen onbeheerd achter te laten. Maar kamperen gaan we wel. We leggen al snel een vuurtje aan en brengen de middag (en avond) fikkie stokend door. Het klaart pas tegen de avond weer op.

 

De plek is fantastisch, niemand die ons ziet (ook de rook niet vanwege de laaghangende wolken) en alleen met het ons omringende bos. In de nacht klaart het op en ontwaart zich een geweldige sterrenhemel. Onder een volledig onbewolkte hemel staan we ‘s ochtends op en is de kou verdwenen. 

 

Na een prachtige afdaling slaan we bij Ilgaz af de D100 op. We krijgen de wind vol van voren en hebben dan nog 50 km te gaan naar stadje Tosya. Dit stadje is tegen een rotswand aangebouwd. Tosya blijkt leuk, het is er gezellig druk, schoon en groen: er loopt een langgerekt en keurig onderhouden park van onder in het dal tot boven in het centrum, een paar kilometer verder. In het park zien we vele theehuisjes, picknickplekken, speeltuintjes en gedenktekens. 

 

We checken in bij een goedkoop hotel in het centrum, kopen een koud biertje om de hoek en eten aan de overkant. Als we gaan eten krijgen we een verkorte versie van de menukaart in het Engels en de vraag (via Google translate) of we het eten willen bekijken. We kiezen een aantal gerechten, zoals we dat Haluk in Bolu ook hebben zien doen, en smullen wederom van de Turkse keuken. 

 

Van Tosya fietsen we de volgende dag verder richting het oosten naar Osmancik, zo’n 85 km verderop. Voor het eerste deel van de route kunnen we een rustige oudere weg pakken, die door ontelbare rijstvelden en boerendorpjes tegen de bergwand gaat en waar de boeren druk doende bezig zijn de oogst. Tractoren rijden op en af, dorsmachine staan op de velden en overal waar een beetje vlak terrein is wordt de rijst verspreid om te drogen om de vliesjes te verliezen. De weg volgt het kronkelende riviertje die als levensader al die rijstbouw mogelijk maakt. Vanaf de velden wordt volop naar ons gezwaaid en klinkt veelvuldig merhaba en hos geldiniz: hallo en welkom!

 

Na een kilometer of 35 moeten we weer de D100 op, die ligt hogerop op de andere bergwand en we moeten even pittig klimmen on deze weg te bereiken. Het landschap wordt droger en rotsen staan als sculpturen aan weerszijde van de weg als we Osmancik naderen. 

 

Op 25 km voor Osmancik kopen we een ijsje bij een groot wegrestaurant. Harry krijgt er een whattsapp van Warmshowers host Ramazan uit Osmancik. “You’re eating icecream!’. We kijken om ons heen of we Ramazan zien; wellicht is hij ons tegemoet komen fietsen? We hadden echter ook al gelezen dat Ramazan (bijna) iedereen kent (en andersom) en dat hij veel vrienden heeft. Uiteindelijk blijkt dat de eigenaar een vriend van Ramazan is en  dat hij hem heeft gebeld (waarschijnlijk dat hier 2 rare Europeanen met fiets op zijn terras zitten. We krijgen na het ijsje nog thee en gebrande en gesuikerde noten aangeboden en vervolgen onze weg naar Osmancik. 

 

In Osmancik fietsen we over een historische brug de rivier over naar het adres van Ramazan. Aan de voet van de brug ligt een grote, hoge rots met daarbovenop een burcht uit de Ottomaanse periode. Natuurlijk ontbreekt een hoge mast met een grote Turkse vlag niet (zoals in elke stad). 

 

De plaatsaanduiding in de Warmshowers-app blijkt niet overeen te komen met het adres van Ramazan. Als we stoppen en beetje om ons heen kijken, komt er iemand uit een verzekeringskantoortje lopen en vraagt: “Ramazan?”. "Evet (ja)" antwoorden wij. Hij gebaart ons dat we nog een paar honderd meter door moeten fietsen en dat het aan de rechterkant van de straat is. Op die paar honderd meter krijgen we van diverse kanten met gebaren te weten dat we op de goede weg zijn. Wat grappig: niet-Turken op een fiets, die moeten op zoek zijn naar de inderdaad overal bekende Ramazan.

 

Als we bij Ramazans winkel in bouwmaterialen aankomen blijkt hij zelf niet aanwezig te zijn. Zijn medewerkers vangen ons op met natuurlijk thee. Van de buurman krijgen we een appel en als Ramazan aankomt wordt er nog fris, koekjes en meer thee gehaald.

 

Hij springt op zijn scooter en wij fietsen achter hem aan naar zijn appartement. We kunnen douchen en hij gaat nog even terug naar zijn zaak. Om 8 uur is hij terug en neemt ons mee naar zijn moeder om te eten. Hij heeft al ongeveer 60 gasten via Warmshowers en Couchsurfing gehost en die zijn bijna allemaal bij zijn moeder wezen eten. Ook wij: we krijgen een pittige soep met noten, kikkererwten met gestoofd rundvlees, aubergine met feta en watermeloen na. Moeders is een topchef! 

 

Na het eten springt Ramazan direct op. Een vriend staat voor de deur en brengt ons naar een hotel aan de rand van de stad met een terras op het dak. Het hotel is van (alweer) een vriend van Ramazan. We drinken een sloot thee weg met uitzicht op de rots waar het verlichte kasteel staat en de vlag wappert en wandelen daarna naar zijn huis om te gaan slapen. 

 

‘s Ochtends om half 8 zijn we weer terug bij zijn winkel en zet Ramazan op Turkse wijze thee. Als ontbijt worden pides met ei gehaald met olijven. Een stevig ontbijt en een goede basis voor een lange etappe naar Havza. Helaas is het postpakket met de contactlenzen nog niet aan gekomen. Ramazan zegt toe het pakket door naar een adres aan de Zwarte Zee kust.

 

Na 25 kilometer gestaag klimmen stoppen we voor een pauze en ziet Harry iets op z’n band zitten. Hij peutert een doorn uit z’n band en luistert of er lucht ontsnapt. Dat doet het gelukkig niet. Als we weer op de fiets springen blijkt helaas dat de band plat is. Onze 6e lekker band in bijna 5000 km.

 

In Merzifon komen we even in de verleiding om de route wat te verkorten en een hotel te zoeken. Als we naast de weg wat staan te zoeken op GoogleMaps, worden we binnen geroepen bij een winkel met kleine landbouwwerk- en voertuigen en krijgen er direct een zoet soepje van fruit en noten (en thee!) voorgezet. De eigenaar nodigt ons uit om bij hem thuis te overnachten. Deze keer slaan we het aanbod, natuurlijk met het hand op ons hart,  af. We hebben inmiddels gezien dat Samsun, vanaf Merzifon, nog dik 110 kilometer verderop ligt. Als we Havza (25 km verder) halen, kunnen we dag daarop ook Samsun halen. De eigenaar is zichtbaar teleurgesteld maar begrijpt het. Harry heeft de Turkse manier van begroeting en afscheid tussen mannen aardig onder de knie en “kopt” ook deze gastvrije man spontaan.

 

In het centrum van Havza vragen we of er een hotel dichtbij is. Op internet vinden we alleen Thermen hotels aan de rand van het stadje. Er blijkt er ene te zijn en we checken in. Een nieuw record: 70 Tl oftewel nog geen €10 en we eten voor 23 Tl heerlijke pides met ayran en water. In Turkije hebben we geen enkele moeite on ruim onder ons dagbudget te blijven!

 

De volgende morgen is het ontzettend mistig. We kleden ons dik aan maar fietsen na 10 minuten alweer in de stralende zon en trekken al snel de warme kleren weer uit. In het dorpje Kavak stoppen we voor lunch. Een Engels sprekende turk bevraagd ons tot zijn bus komt. We worden daarna in het Duits aangesproken door een Turkse restauranteigenaar. Hij vindt dat we suikers nodig hebben en haalt een fles sinaasappelsap voor ons. Een Turkse dame naast ons op het bankje blijkt ook Duits te spreken en we kletsen wat. Als haar bus verschijnt horen we een hartelijk “goedemiddag” met een prachtig Twents accent. Edje (hij prefereert deze naam boven zijn echte naam) is op 5 jarige leeftijd met zijn ouders naar Nederland gekomen. Nu de gezondheid van zijn ouders achteruit gaat heeft hij besloten om met zijn ouders terug te keren naar hun geboortegrond. Hij vertelt over de wereldberoemde worstelaar waarvan iets verderop een groot standbeeld staat. Zijn vader heeft nog les van hem gehad en was zelf ook een verdienstelijk worstelaar. We gaan met Edje en het beeld op de foto en drinken daarna samen nog een thee.

 

Edje vertelt ons dat de regering enorm heeft geïnvesteerd in Turkije. We zien dat terug in de infrastructuur. Die D wegen zijn allemaal top kwaliteit en vergelijkbaar met de Hollandse snelwegen maar dan voor veel minder verkeer. Op veel plekken worden gelijkvloerse kruisingen omgebouwd naar ongelijkvloers, tunnels gebouwd en nieuwe wegen aangelegd. Voor een civieltechnisch ingenieur is het een walhalla om door Turkije te fietsen. Edje meent dat de regering verantwoordelijk is voor het inlopen van een achterstand van de maatschappij van 50 jaar naar 5 jaar, ten opzichte van west-Europa. Een hele prestatie waar maar weinig over gesproken en geschreven wordt. Zijn advies luidt dan ook om de nieuwe D weg naar Samsun te blijven volgen en niet de oude weg te nemen die onze fietsroute planners voorstellen. Vroeger vielen er wekelijks doden te betreuren op die weg. De 2x3baans weg heeft een brede vluchtstrook en we volgen Edjes advies. 

 

Er moet nog twee keer stevig geklommen worden, maar dan volgt een afdaling van zeker 25 kilometer en bereiken we eindelijk de Zwarte Zeekust. Onze planning is om die kust te blijven volgen tot aan Georgië. In de grote stad Samsun zetten we de tent op op de camping bij een zwembad, beachvolleybalveld en waterskibaan die zijn aangelegd voor de doven-olympiade in 2017.  Alles is hartstikke nieuw en het sanitair is schoon. Op het terreintje voor tentjes staat een Tsjechische fietser, die net zijn boeltje weer inpakt om te vertrekken. Van zijn Turkse vriend krijgen we meteen heerlijke zoete broodje toegestopt. Er staat een tentje met twee fietsen ernaast die van een Française en Spanjaard blijken te zijn. Ze zijn er niet, maar we zullen ze de volgende ochtend ontmoeten. Als het al schemert, arriveert nog een Australisch stel op de fiets. Opeens allemaal fietsvakantiegangers! Sinds Oostenrijk hebben we maar een lange afstandsfietser ontmoet: Audi in Servië.

 

We blijven een dagje extra. We wassen de fietsen, checken alle schroefjes en zien dat  Roelies band plat staat. Als die geplakt is gaan we naar Decathlon. Harry heeft nieuwe schoenen nodig. Zijn gympen hebben geen enkel profiel meer en op de wandelingetjes die we maken glijdt hij geregeld uit en maakt dan de mooiste capriolen. Zijn afritsbroek heeft na ons kampvuurtje bij Ilgaz Dag diverse brandgaten en is ook te dun gebleken voor koude avonden: ook die wordt vervangen. We kopen ook dunne handschoentjes, een reserve binnenband en een extra bandenplaksetje. Goed geslaagd en klaar voor het laatste stuk Turkije langs de Zwarte Zee kust!